Bert Schierbeek en de niet te voleindigen strijd tegen apartheid en voor vrijheid
De betrokkenheid van Bert Schierbeek (1918-1996) bij de Nederlandse strijd tegen apartheid is gedocumenteerd (Evers 1993, Jonckheere 1999). Naar aanleiding van de herdenking van de moord op Steve Biko, in september precies vier decennia geleden, is het Biko-gedicht van Schierbeek weer voor het voetlicht gebracht (“[I]n de ogen van niemand. Steve Biko in de poëzie van Bert Schierbeek”). Het is bekend dat in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw schrijvers, kunstenaars en politieke militanten zich in Nederland met optredens en publicaties inschreven in de culturele boycot van het blanke superioriteitsregime in Zuid-Afrika.
In de archivalia die Adriaan van Dis enkele jaren geleden deponeerde in het Literatuurmuseum (Den Haag), in totaal zeven dozen met documenten over onder meer beide rechtszaken tegen Breyten Breytenbach, uitnodigingen voor schilderijtentoonstellingen, receptieteksten over Breytenbachs literatuur, correspondenties met Nederlandse en Zuid-Afrikaanse vrienden, trof ik data aan die Schierbeeks antiapartheidsengagement verder in kaart kunnen brengen.
Schierbeeks pleidooi voor Breytenbach op Poetry International 1977
Zo verdient Schierbeeks optreden tijdens Poetry International in 1977 belangstelling. In De Nieuwe Linie (22 juni 1977) staat een foto afgedrukt van de auteur en schrijft Sjoerd Kuyper over het optreden (“Vertalers stalen de show”): “Bert Schierbeek hield op de meeste avonden een pleidooi voor Breyten, en las daarbij fragmenten uit zijn “Brief aan Vorster”, een gedicht dat hij schreef bij de gelijknamige film van Roelof Kerbosch”. Het gedicht opent met: “Nee ik ben nooit in Zuid-Afrika geweest […]”. Schierbeek riep het publiek op “één gulden [te] geven!” teneinde de gerechtskosten van het tweede proces tegen Breytenbach te kunnen betalen. Naar verluidt had men daarvoor 9000 gulden nodig. Schierbeek hield “op de meeste avonden” een pleitrede voor Breytenbach. De over enkele dagen gespreide collecte heeft volgens het bericht 3000 gulden opgeleverd. Over het vertaalproject waaraan de schrijver deelnam, samen met de Italiaan Maurizio Cucchi, de Turk Daglarça en diens Nederlandse vertaler Rob den Hartog, Les Murray en de Braziliaan Marcia Theophilo, moet in het archief van Poetry International (Rotterdam) een en ander te vinden zijn. Ook Seamus Heaney en de Japanner Shuntaro Tanikawa namen deel aan deze editie van Poetry. Het is een ander verhaal, maar in het licht van wat volgt niet zonder belang.
Schierbeek en het Breytenbach-comité
Nog voor de dood van Steve Biko (12 september 1977) was de Nederlandse schrijver een actieve deelnemer aan manifestaties tegen het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Op de coverafbeelding van het blad anti apartheidsnieuws. berichten uit Zuid-Afrika, Namibië en Rhodesië (nummer 75, oktober 1975) staat een zingende Bert Schierbeek, met gebalde vuist en geflankeerd door zwarte medeactivisten. De tijdschriftaflevering bericht in het artikel “Oliver Tambo: “Vorsters bolwerk scheurt”’ over een toespraak van Tambo in de Koopmansbeurs van Amsterdam. Op 26 september, ter gelegenheid van een “grote manifestatie voor de politieke gevangenen in Zuid-Afrika”, was de roemruchte waarnemend president van het ANC de eregast. Zijn toespraak kon in een zaal van “600 à 700 mensen” op veel bijval rekenen: er is sprake van “een minutenlange ovatie van het zeer enthousiaste publiek.” In het verslag wordt onder meer verwezen naar een voordracht van Schierbeek “die met indringende gedichten uiting [gaf] aan het verzet dat al tientallen jaren tegen de apartheid wordt gevoerd.” Welke teksten heb ik niet kunnen achterhalen.
De Nederlandse schrijver was enkele weken later betrokken bij de oprichting van het Breytenbach-comité. Het verslag van de eerste vergadering in Galerie Espace (Amsterdam) op 31 oktober 1975 vermeldt de volgende deelnemers: Eva Bendien, Martin Mooij, Rutger Noordhoek Hegt, Aad Nuis, Nel Romein, Bert Schierbeek, Adriaan van der Staay, Adriaan van Dis, Rob van Gennep, Laurens en Frieda van Krevelen. Doelstelling van het comité was “het organiseren van publicitaire acties als open brieven, advertenties, geld inzamelen voor rechtsbijstand, de pers op de hoogte houden”, en als aanleiding voor de oprichting gold de inhechtenisneming van Breyten Breytenbach in Johannesburg in augustus 1975. Schierbeek stond volgens de overgeleverde bronnen in voor het contact met de Vereniging van Letterkundigen en PEN, met de Amerikaans-Poolse schrijver Jerzy Kosinski als toenmalige voorzitter. Laurens van Krevelen, uitgever van Meulenhoff, onderhield over de affaire Breytenbach relaties met de PEN Club én Amnesty International, directeur van Poetry International Martin Mooij met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en Poetry, Adriaan van Dis met Zuid-Afrikaanse instanties en actoren. Het Breytenbach-comité bracht op geregelde basis gestencilde perscommuniqués uit die het proces tegen Breyten Breytenbach belichtten en aandacht vroegen voor de rechtsgang in Zuid-Afrika. De geschiedenis van het Breytenbach-comité is uitvoerig beschreven door Annemiek Recourt (2008).
”De kulturele stem van het verzet” (december 1982)
Het Breytenbach-archief bevat kortom méér bronnen waarin de naam Schierbeek opduikt. Het meest prominente optreden van de schrijver had plaats in december 1982, kort na de vrijlating van Breytenbach. De Anti Apartheidsbeweging Nederland, in samenwerking met het politiek-cultureel centrum De Populier en Novib (Nederlandse Organisatie voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking), organiseerde van 13 tot 18 december in De Balie, De Melkweg en Paradiso (Amsterdam) de manifestatie “De kulturele stem van het verzet. Nederlandse en Zuidafrikaanse kunstenaars tegen apartheid.” In de ledenlijst van de conferentie, opgenomen in een afzonderlijk verschenen en lijvige brochure, worden naast Bert Schierbeek onder anderen de schrijvers J. Bernlef, Graa Boomsma, Rutger Kopland, Astrid Roemer, Adriaan van Dis en Willem G. van Maanen genoemd. Verder tref ik de namen aan van Ena Jansen, Jan Ritsema, Mineke Schipper en Erik van den Bergh, de muzikanten Thé Lau en Bram Vermeulen. Ook een 45-tal Zuid-Afrikaanse acteurs, musici en dichters, onder wie Barbera Masekela en Cosmo Pieterse, maakten deel uit van het deelnemersveld.
Op 17 december 1982 traden Nederlandse, Surinaamse en Zuid-Afrikaanse dichters op in theater De Balie tijdens een literair-politieke avond “Poëzie tegen apartheid” met onder meer Jan Boelens, Steef Davidson, Verny February, Keorapetse Kgositsile, Lindiwe Mabuza, Cosmo Pieterse, Astrid Roemer, Wally Serote en Simon Vinkenoog. Ook Edgar Cairo en H.C. ten Berge worden in het programma vermeld. Daags nadien op de slotavond hadden op drie locaties in Amsterdam poëzie-, muziek- en theateroptredens plaats. In De Balie traden bijvoorbeeld de Nederlandse dichters J. Bernlef en Gerrit Kouwenaar op.
Bert Schierbeek was op 14 december samen met de Zuid-Afrikaanse schrijver en lid van het ANC Keorepetse Kgositsile, toentertijd hoogleraar literatuurwetenschappen in Kenia, de hoofdspreker tijdens een workshop “Kunst en verzet tegen apartheid.” Uitgangspunt van Kgositsiles bijdrage was volgens een ontwerpnotitie “de rol van de kunst(enaar) [te belichten] in de aantasting van de opgelegde heersende ideologie en daarmee in de aantasting van het gehele racistische machtsapparaat.” De nota preciseert: “Subvragen daarbij zijn: hoe wordt de opgelegde kultuur beoordeeld, welke rol speelt die in de onderdrukking. Kunnen kunst en kultuur een rol spelen in de ondermijning van de apartheid. Welke rol speelt het in de versterking van de oppositie, van de machtsvorming.” Het lag in de bedoeling van de organisatoren dat Schierbeek in zijn tekst daarbij zou aansluiten.
Beide sprekers leverden een referaat dat als conferentiestuk is verspreid: “Apartheid” van Bert Schierbeek, met een “inleiding […] over de positie van de Nederlandse kunstenaars versus apartheid” en op de zesde en laatste pagina het gedicht “Steve Biko”, en “Cultuur en verzet in Zuid-Afrika” van Keorepetse Kgositsile. Aansluitend op beide inleidende teksten startte een rondetafelgesprek “naar de vraag welke rol kan of moet de individuele kunstenaar spelen, welke positie kiest hij/zij en welke risiko’s worden gelopen (banning, gevangenschap etc.).” In het Verslag van de werkconferentie staat naast de foto van een slechthorende Schierbeek een kort résumé van de klaarblijkelijk geanimeerde bespreking die sprekers en toehoorders voerden, onder wie Verny February en Adriaan van Dis. Schrijvers zoals Breyten Breytenbach, André P. Brink en Athol Fugard passeerden de revue in een discussie over de legitimiteit van “witte” schrijvers “om uiting te geven aan de beleving van “zwarten”” (in de tekst van Kgositsile). Overigens is de foto waarvan sprake in een betere resolutie opgenomen in een collage in Zuidelijk Afrika Nieuws (nr. 119, februari 1983), met als titel “Naar kulturele overeenkomst met het ANC.”
Interview met de antiapartheidsmilitant Schierbeek
In het vorige nummer van dat tweemaandelijkse magazine (nr. 118, december 1982), met als koptitel “Nederlandse & Zuidafrikaanse kunstenaars tegen apartheid” en de ondertitel “de kulture[le] stem van het verzet,” is een kort interview met Schierbeek verschenen. In de lead wordt de auteur gepresenteerd als “imposant, verrassend”, iemand “die zich nadrukkelijk engageert met de solidariteitsbeweging [en] met de strijd tegen apartheid.” Zoals vermeld in de bijdrage over Schierbeek en Biko op LitNet NeerlandiNet wordt terloops gerefereerd aan De andere namen (1952), “waarin hij een aanklacht deed tegen het feit, dat zwarte kinderen in de diamantmijnen slavenarbeid moesten verrichten en door de blanke mijndirektie werden gevisiteerd.” In het vraaggesprek klaagt Schierbeek de discriminatie aan, in Zuid-Afrika en elders ter wereld, waarbij “mensen apart [worden] gezet”, “een aloude methode van machthebbers.” Net als de slachtoffers van “een verdeel- en heerspolitiek” van machtspotentaten worden literaire schrijvers in een hoek gezet en nauwelijks beluisterd. Hij refereert daarmee aan de bundel Binnenwerk (1982), met een verwijzing naar Multatuli’s aversie tegen het Nederlandse koloniale bewind, een boek waarin de apartheid is gethematiseerd en volgens de anonieme gesprekspartner “fragmenten over Solomon Mahlangu en de blanke schrijver Breyten Breytenbach…” veelzeggend zijn voor des schrijvers ideologische positie. Interessant is ook de verwijzing naar de conferentietekst, “Apartheid” waarin Schierbeek de verzetsstem van de kunstenaar “in de vrijheidsstrijd” heeft belicht. Ook en misschien wel vooral in tijden waarin het culturele verdrag, in 1951 gesloten tussen de Unie van Zuid-Afrika en de Nederlandse regering, na een lange periode van protest finaal is opgezegd. Over “de kulturele stem van het verzet” laat de strijdvaardige auteur het volgende optekenen:
Voor mensen als mijn vriend Kgositsile is hun werk – hun pennestrijd – hún aandeel in het verzet. […] [O]nderschat die betekenis van kunstenaars in de bevrijdingsstrijd vooral niet. In dat verband wil ik ook opmerken, dat ik heb gewaarschuwd voor vrijheid. Want vrijheid heeft vele gezichten. Het moment van bevrijding, dáár gaat het om. En die bevrijding gaat alsmaar door. Het moment van bevrijding is práchtig; dat weet ik nog precies van de oorlog hier. Als je je land bevrijd hebt maar tijdens het proces van bevrijding – voor Zuid-Afrika dus de bevrijdingsstrijd van het ANC nú – niet gezorgd hebt dat je geestelijk achterland op orde is (door de waarde van kulturele vormen van verzet te onderschatten, red.) dan zit je fout. Want heus – de strijd om de macht gaat door; altijd en overal.
Vervolgens is Schierbeek expliciet over het belang van zijn maatschappelijk betrokken engagement (“voor Zuid-Afrika, […] voor de Indianen”). Hij verklaart het vanuit zijn verzetsperiode tijdens de Tweede Wereldoorlog: “als je jarenlang je bek niet open mocht doen”. Uit de toelichting blijkt dat Schierbeek wel vaker optrad voor Zuid-Afrika. Zo refereert hij aan een evenement in Bellevue, de conferentie “Art contra Apartheid”, in een organisatie van het politiek-cultureel centrum De Populier (1976). Het was de aanleiding voor de regie van de film Brief aan Vorster en de vertaling, samen met Anthony Akerman (die gedichten van Breytenbach naar het Engels heeft vertaald), van twee toneelteksten van Athol Fugard (zie mijn vorige bijdrage). Schierbeek laat verstaan dat hij niet zozeer schotschriften verkiest maar meer van “beeldende dingen” houdt, “want ik laat liever iets gewoon zien dan dat ik een stuk tegen apartheid en over apartheid schrijf.” Tot slot bepleit hij de samenwerking tussen Nederlandse en Zuid-Afrikaanse kunstenaars (van het ANC) en dus een “solidariteitskultuur.” Het vraaggesprek is de meest persoonlijke bijdrage over Schierbeek en het gevecht tegen apartheid die ik in het archiefmateriaal kon opsporen.
De inhoudelijke inbreng van “kultuur in verzet tegen apartheid” (14-18 december 1982) is uitvoerig gedocumenteerd in het archief dat Adriaan van Dis zo keurig en uitputtend bijhield: programmabrochures, persberichten, tijdschriftafleveringen, de openingsrede van Conny Braam (voorzitter van de Anti-Apartheidsbeweging Nederland), een felle wellicht door Van Dis geannoteerde aanklacht door Lindiwe Mabuza (“The Case for a Serious Cultural Boycott”), de conferentieteksten van Kgositsile en Schierbeek en van onder anderen Fons Geerlings (“De gekunstelde dialoog in de ban – naar een kulturele samenwerking met het ANC”) en Jacques Meerman (“Het cultureel verdrag verbroken: het verhaal van een opmerkelijk succes”). Meerman, die het belang van schrijvers als Bert Schierbeek in de strijd tegen apartheid in het licht stelde.
De antiapartheidsmanifestatie die hier centraal staat, is een van de vele activiteiten die in de boycotjaren in Nederland op het getouw zijn gezet. Het verdient aanbeveling de rol van Nederlandse schrijvers (Bernlef, Komrij, Kopland, Kouwenaar, Lucebert, Schierbeek, Ten Berge), en ook Vlamingen (Willem M. Roggeman, Stefaan van den Bremt, Eddy van Vliet), uitvoeriger te beschrijven.
Met dank aan Breyten Breytenbach en Adriaan van Dis voor de gelegenheid de archiefdocumenten in te kijken in het Literatuurmuseum (Den Haag). Over de betrokkenheid van de Anti Apartheidsbeweging Nederland bij de contestatie van het Culturele Verdrag schreef Van Dis al op 1 augustus 1975: “De macht van kunst” in NRC Handelsblad Cultureel Supplement.
Kommentaar
Gedenk julle ook jaarliks die moord op dr Hendrik Verwoerd?