Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist II

  • 0

Monoloog in vijf scherven

Ter nagedachtenis aan Hugo Brandt Corstius (1935–2014)

Op 22 en 23 november 2019 sprak ik op uitnodiging van José Vandekerckhove op de Conferentie Onderwijs Nederlands HSN, acroniem voor Het Schoolvak Nederlands. Het referaat in de sectie Taal- en Letterkunde is gehouden in de Hogeschool Windesheim (Campus Zwolle). Met het oog op de bijeenkomst van leerkrachten en universitaire collega’s Nederlands, vakdidactici, onderwijsbegeleiders en inspectie bewerkte ik eerder gepubliceerde bijdragen over de studie van het Nederlands in de Lage Landen. Ik vulde passages aan, actualiseerde en trachtte de bevindingen te structuren in een essay. Het essay leg ik hier voor. De coauteurs van enkele opinieteksten ben ik ten zeerste erkentelijk voor de gedachtewisseling, met name Carl de Strycker, Alicja Gescinska en Jacques van Keymeulen. Vandaag een tweede scherf. 

“De situatie in Vlaanderen is voor alle duidelijkheid anders dan in Nederland. Op velerlei gebieden. Aan Vlaamse universiteiten bestaat een opleiding in talen altijd uit minstens twee talen.”

Bewustzijn van een academische neerlandistische traditie: Een Vlaams perspectief

Aan Nederlandse universiteiten staat de opleiding taal- en letterkundige neerlandistiek al langer ter discussie. Er zijn universiteiten waar het vakgebied in het curriculum intussen is verdampt tot Cultural Studies en een soortgelijke brede, op comparatistiek of vergelijkende literatuurwetenschap gerichte studie. Er zijn universiteiten waar je Nederlandse letterkunde alleen nog in het Engels kunt volgen, in masteropleidingen van Nederlandse universiteiten. Geruchtmakend was de stopzetting van de bachelorstudie Nederlands aan de Vrije Universiteit Amsterdam, waar je nu alleen nog op masterniveau Nederlands kunt studeren. De recente oprichting van de Multatuli-leerstoel is er denk ik door het universiteitsbestuur geïnstalleerd uit eerlijke schaamte en onder publieke druk. In Twente is men ondertussen helemaal gek geworden. In plaats van een keuze voor het Duits als voertaal, moet je er in de collegezaal, in de vergaderruimte en aan de koffieautomaat Engels spreken. Ik was wel eens ongewild deelgenoot van een geanimeerd gesprek tussen twee Leidse studenten, in een cafetaria van de Universiteit Leiden. Ik vraag mij nog steeds af of de Nederlandse studenten daar in het gebouw waar de universiteitsbibliotheek is gevestigd een conversatie voerden in het Engels. Engels met doortastend Nederlands accent. Het gebrabbel op hoge poten kon ook doorgaan voor Deens of Noors. Zoete broodjes worden gebakken in het Globish, het sociolect van de nieuwe universitaire elite.

Columnisten en vakgenoten wijden in de media geregeld opinieteksten aan die teloorgang, achteruitgang en volgens sommige stemmen de irrelevantie van een specifieke opleiding Nederlands. Anderen komen dan weer in het verweer en verdedigen op het publieke forum het vakgebied. In De Nederlandse Boekengids zijn hierover interessante gedachten gewisseld. Eerlijk gezegd denk ik samen met hoopvol gestemde collega’s dat zich nu weer nieuwe mogelijkheden aandienen, zoals Marieke Winkler (Open Universiteit) en Mathijs Sanders (Rijksuniversiteit Groningen) in een pas verschenen bijdrage in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde betogen voor het vakgebied moderne Nederlandse letterkunde (https://www.neerlandistiek.nl/2020/04/nieuwe-wegen-voor-de-moderne-nederlandse-letterkunde/). Ik mocht de tekst zowat twee jaar geleden in een eerste versie lezen en streepte toen nogal wat behartigenswaardige passages aan. Omdat ik het eens ben met de stelling dat in tijden van niet alleen noodgedwongen quarantaine maar dus ook van zelfreflectie – elke tijd nodigt uit tot kritische reflectie op een vakgebied – vanzelf andere en bredere perspectieven voor een kennisdomein ontstaan. In Gent starten we binnen afzienbare tijd in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte met een Humanities Academie. We initiëren een lezingenreeks waarin wordt nagedacht over de geesteswetenschappen vandaag en morgen. Ik heb de collega’s van de interdisciplinair samengestelde denktank alvast voorgesteld de Nederlandse collega’s uit te nodigen.

“De academische positie en de maatschappelijk-culturele rol van de neerlandistiek in Vlaanderen staan immers op een helling, gelukkig niet ter discussie. Niet op datzelfde hellend vlak waar sommige universiteiten en hun talenopleidingen zich in Nederland bevinden. Maar toch.”

De situatie in Vlaanderen is voor alle duidelijkheid anders dan in Nederland. Op velerlei gebieden. Aan Vlaamse universiteiten bestaat een opleiding in talen altijd uit minstens twee talen. Vlamingen zijn door de kronkelwegen der geschiedenis wellicht ook meer taalbewust dan de noorderburen. Toch moeten we ook hier niet te hoog van de toren blazen. De academische positie en de maatschappelijk-culturele rol van de neerlandistiek in Vlaanderen staan immers op een helling, gelukkig niet ter discussie. Niet op datzelfde hellend vlak waar sommige universiteiten en hun talenopleidingen zich in Nederland bevinden. Maar toch. We moeten ons bewust zijn en blijven van een academische traditie waarin we als neerlandisten functioneren, in wat we aan onze studenten meegeven. Naast kennisoverdracht en vaardigheden behoort ook een metadiscours over het kennisdomein tot het bewustmakingsproces.

Gent

Het spreekt voor zich dat in een vroeg-negentiende-eeuwse Vlaamse sociale en (taal-)politieke context de inzet voor een universitaire studie van de moedertaal niet vergelijkbaar is met de situatie in Nederland eind achttiende en begin negentiende eeuw. De initiatieven van de zogeheten cultuurflaminganten (“taalminnaren”), onder wie de autodidact Jan Frans Willems met zijn beroemde driedelige Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde opzigtelyk de Zuydelyke Provintien der Nederlanden over taal, literatuur en spelling (1819–1824), is cruciaal gebleken voor de ontwikkeling van de neerlandistiek in het zuiden van het taalgebied.

“Feit is dat de neerlandistiek (een huis met vele kamers) aan Vlaamse universiteiten vandaag helemaal niet wordt gecontesteerd. Waarom zou het?”

Nog steeds wordt aan de UGent, de enige universiteit waarover ik spreken kan, voor bachelorstudenten Nederlands duidelijk gemaakt hoe het vakgebied zich heel geleidelijk ontwikkelde aan de Alma Mater, welk belang moet worden gehecht aan actoren in de Vlaamse Beweging voor de ontwikkeling van de studie van de Nederlandse taal en literatuur aan de universiteiten en hogescholen. Feit is dat de neerlandistiek (een huis met vele kamers) aan Vlaamse universiteiten vandaag helemaal niet wordt gecontesteerd. Waarom zou het? Het verschil met talenstudies aan Nederlandse universiteiten heb ik al toegelicht. Vroeger studeerde je in een opleiding Germaanse Filologie aan universiteiten in België drie Germaanse talen, sinds het Bologna-decreet nog twee talen ongeacht de taalfamilie (Germaanse, Romaanse of Klassieke talen). Dat is onmiskenbaar een sterktebod van onze opleidingen Taal- en Letterkunde. Niet alleen Nederlands dus: de student combineert altijd met een andere taal vanaf het eerste bachelorjaar. We optimaliseren die reikwijdte van onderwijs- en onderzoeksmogelijkheden nog te weinig, maar dat is weer een ander verhaal. We functioneren te gecompartimenteerd, in taalafdelingen, in vakgroepen (zoals Taalkunde en Letterkunde). Structureel of institutioneel worden op die manier kloven geïnstalleerd tussen vakgebieden die intrinsiek verbonden zijn. Er moeten nu net bruggen worden gebouwd tussen wetenschapsdisciplines. De neerlandist van morgen kan niet de neanderthaler van gisteren zijn. Morgen wordt anders dan gisteren.

Morgen moeten we ons gisteren herinneren. Wat betreft de historiek van het vakgebied tracht ik studenten bewust te maken. Ik laat in mijn colleges niet na de historisch bepalende rol te duiden van figuren onder wie Jan Frans Willems, Ferdinand Snellaert, Lodewijk de Raet, Paul Fredericq, later August Vermeylen en vandaag Jozef Deleu. Tweedejaarsstudenten in Gent zijn vertrouwd met de historische strijd voor het Nederlands, ook aan onze universiteit. Het jaartal 1817 is voor hen wat in de les geschiedenis 1789 is. Ze kennen figuren onder wie Jan van Beers, Prudens van Duyse en andere apologeten van het Nederlands in Vlaanderen. Maatschappelijke relevantie begint bij kennis en een kritisch bewustzijn van het belang de moedertaal wetenschappelijk te bestuderen. De competenties die studenten op die manier verwerven, leggen geen windeieren op het gebied van de professionele toekomst die zij met hun diploma taal- en letterkunde tegemoet gaan. Kiezen voor talen is beleggen. Het is investeren in de toekomst en dus altijd een wijze beslissing. De academische, culturele en maatschappelijke rol van geesteswetenschappen en meer specifiek van talenstudies, in mijn geval de neerlandistiek, verdient blijvend onze aandacht. Niet alleen van vakgenoten, ook van universiteitsbesturen en politieke overheid. De sociale en menswetenschappen hebben voor elke nieuwe generatie relevantie.

Lees ook

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist III

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist IV

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist V

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top