"Een lang vervloeien in een strak gebogen glans vlietend uit": Over de lyriek van Eddy van Vliet

  • 1

Beste Afrikaanse lezer, maak kennis met de Vlaamse dichter Eddy van Vliet (1942–2002). Volgend jaar zal het twintig jaar geleden zijn dat de schrijver na een slepende ziekte overleed. Kort na zijn dood mocht ik met de co-editeurs Christophe Vandervorst en Els van Damme de verzamelde gedichten samenstellen. Alfred Schaffer was toen de poëzieredacteur bij De Bezige Bij. Het is de eerste keer dat wij elkaar ontmoetten, toen op een zomerse dag in 2007 in Gent. De wegen van de geschiedenis zijn soms ondoorgrondelijk. In de week dat Schaffer de PC Hooftprijs in Nederland in ontvangst neemt (op 9 september 2021), verschijnt in het fonds van Protea Boekhuis de vertaling van een selectie uit Van Vliets poëzie door Daniel Hugo en met als redacteur Shané Kleyn. Hulde aan vertaler, redacteur, en uitgever Nicol Stassen. Vandaag is het boek verschenen. De vertaler mocht het eerste exemplaar in ontvangst nemen. Driewerf hoera!

.......

Van Vliet wens ik voor een Afrikaanssprekend lezerspubliek neer te zetten als een bijzonder dichter in het Nederlandse taalgebied, een warm mens, een gedreven pleitbezorger (Van Vliet was advocaat) van een wereld met en voor de poëzie. Hij heeft dit zo hartstochtelijk verwoord in het meermaals herdrukte pamflet Poëzie, een pleidooi. Heilna du Plooy vertaalde de tekst in het Afrikaans als ’n Pleidooi vir die poësie (1998).

.........

Van Vliet wens ik voor een Afrikaanssprekend lezerspubliek neer te zetten als een bijzonder dichter in het Nederlandse taalgebied, een warm mens, een gedreven pleitbezorger (Van Vliet was advocaat) van een wereld met en voor de poëzie. Hij heeft dit zo hartstochtelijk verwoord in het meermaals herdrukte pamflet Poëzie, een pleidooi. Heilna du Plooy vertaalde de tekst in het Afrikaans als ’n Pleidooi vir die poësie (1998). Eddy van Vliet was wel eens te gast in Zuid-Afrika, zijn dichtwerk is hier echter nog te weinig bekend. Hierin komt nu verandering; zo mag ik alvast hopen. De vertaling is aanleiding voor Zuid-Afrikaanse lezers om in het Afrikaans een wellicht onderschat maar zo empathisch en intimistisch lyrisch werk te ontdekken. Hugo Claus (Die verdriet van België), Herman de Coninck (Liefde, miskien en Die lenige liefde), Tom Lanoye (Kartondose, Slagterseun met ’n brilletjie, Gelukkige slawe en Sprakeloos) en Eddy van Vliet – werk van dit bevriende Vlaamse quadrumviraat (ik voeg aan deze herenclub ook graag Benno Barnard toe) is nu dankzij de onverdroten vertaalarbeid van Daniel Hugo in het Afrikaans te lezen.

Naast auteur van het pamflet is Van Vliet de samensteller van in Nederland en Vlaanderen opgemerkte bloemlezingen, zoals het destijds fel gecontesteerde Poëzie is een daad van bevestiging (samengesteld met C. Buddingh’), Geen dag zonder liefde en Tussen droom en daad. De schrijver bloemleesde ook zelf zijn gedichten, zoals uit deze bijdrage mag blijken. En nu is er dus de fraaie selectie uit Van Vliets dichtwerk in het Afrikaans. De gedichten in Na die wette van Afskeid & Herfs, naar de gelijknamige romantische bundel uit 1978, kunnen worden gelezen als even zovele getuigen van (de zoektocht naar) een momentane binnenplaats, de plaats waar niet wordt geloofd "in de omkeerbaarheid van de tijd". Ik bied dit uitgebreide essay aan als huldebetoon aan de dichter en uit dankbaarheid voor het geleverde vertaalwerk en voor de Zuid-Afrikaanse boekuitgave.

Het lyrisch oeuvre

Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Eddy van Vliet op 11 september 2002, nog geen maand voor zijn overlijden op 5 oktober, verscheen een derde en laatste selectie die de schrijver zelf samenstelde uit het gebundeld en verspreid gepubliceerde lyrisch oeuvre. Voor de vroegste anthologiebundel De vierschaar. Gedichten 1962–1972 maakte de auteur begin jaren zeventig een keuze uit de eerste dichtbundels: van het debuut Het lied van ik (1964) tot Van bittere tranen Kollebloemen ea Blozende droefheden (1971). Nagenoeg twee decennia later presenteerde de dichter – na adviezen van Benno Barnard – een nieuwe keuze in de reeks Dichters van nu (Poëziecentrum, Gent, 1992). Voor de laatste tijdens zijn leven uitgegeven verzamelbundel Gigantische dagen (2002), genoemd naar het schilderij Les jours gigantesques van René Magritte (op het omslag gereproduceerd), grasduinde Van Vliet in de bundels die hij vanaf Na de wetten van Afscheid & Herfst (1978) heeft gepubliceerd: Jaren na maart (1983), De binnenplaats (1987), De toekomstige dief (1991), Zoals in een fresco de kleur (1996) en Vader (2001). Opmerkelijk voor die laatste zelfbloemlezing is dat de dichter zo streng is geworden voor zijn vroege bundels die helemaal zijn weggelaten uit de derde geautoriseerde verzameleditie. Postuum is in het fonds van De Bezige Bij de wetenschappelijke teksteditie Verzamelde gedichten (2007) verschenen waarvoor ik met de Gentse collega’s de hand- en spandiensten mocht leveren.

Zelfbloemlezing als geautoriseerde tekstselectie

Verzamelbundels markeren in vele gevallen een belangwekkend stadium, eventueel een poëticale verschuiving of een esthetische kentering, in een dichterschap. De door de schrijver zelf gebloemleesde gedichten bieden een staalkaart van wat dichters op een bepaald moment belangrijk vinden, hoe zij in een bepaalde fase van het schrijverschap op het publieke forum wensen te verschijnen, welke gedichten het dichtst aansluiten bij een contemporaine visie op literatuur en taal. Ze kunnen een bepaalde creatieve periode afsluiten en een esthetische tournure aankondigen. Het genre van de zelfbloemlezing is vanuit poëticaal oogpunt interessant. Gedichten of zelfs integrale bundels worden weggelaten, de dichter herschrijft gedichten, schrapt in motto’s en opdrachten die in de oorspronkelijke uitgave zijn opgenomen. Allerlei procédés zijn denkbaar. In sommige gevallen kunnen zelfbloemlezingen de waarde van een poëticaal statement hebben. Nederlandstalige schrijvers, onder vele anderen Bernlef, Brassinga, Claus, De Coninck, Hertmans, Koenegracht, Kopland, Kouwenaar, Kopland, Nolens, Nooteboom en Snoek, hebben hun poëzie op – voor hen — decisieve momenten verzameld of gebloemleesd; met herschrijvingen, emendaties en aanvullingen. Daar hoefde niet steeds een anekdotische of biografische aanleiding voor te bestaan. In vele gevallen kan het gaan over een louter commerciële overweging van dichter en uitgever. Die publieke momenten kunnen zoals gezegd een poëticale aanleiding hebben en dus  een min of meer gewijzigde opvatting over aard en functie van poëzie aanduiden. Er kan ook op thematisch gebied of verstechnisch een kentering optreden. Kortom, selectiebundels die de auteur zelf heeft samengesteld vertellen de lezer iets over een bepaalde houding tegenover het vroegere werk, over de wijze waarop de dichter zelf een lezer is van eigen lyriek, over verschuivingen die zich in het poëticale en esthetische denken geleidelijk hebben voorgedaan en inmiddels voltrokken. Deelonderzoek (Claus, Kopland, Snoek), met aandacht voor drukvarianten, heeft aangetoond dat vele beweegredenen kunnen worden toegedicht aan de bewerkingen die ten grondslag liggen aan zelfbloemlezingen. Elke dichter maakt trouwens op andere manieren keuzes: Claus wijzigde de volgorde van gedichten, bracht nieuwe varianten aan en beschouwde het selecteren als een spel met het eigen werk, met de doorgeleerde exegeten van zijn poëzie en met het lezerspubliek. Snoek bracht dan weer amper wijzigingen aan in compositie en versificatie van afzonderlijke gedichten, en groepeerde de gedichten volgens thematische clusters. In beide gevallen lees je tussen de regels een enigszins gewijzigde, verfijnde of meer toegespitste opvatting over het eigen dichtwerk. In datgene wat de dichter meent te moeten bewaren voor een eigentijds lezerspubliek, in wat is herschreven of weggelaten in de zelf samengestelde verzameluitgave, reveleert de lezer in de dichter zich.

Driemaal is scheepsrecht: Van Vliet leest Van Vliet

De schrijver bracht met Gigantische dagen een markering aan in zijn poëzieproductie van de voorbije twee decennia. Dat het niet zomaar of uitsluitend om een biografisch verantwoorde gelegenheidsbundel gaat, blijkt uit de overdachte selectiecriteria die de dichter al vroeger aanwendde.

De vierschaar is een bloemlezing uit de bundels die Van Vliet tussen 1964 en 1971 heeft uitgegeven. In de vroegste poëzie verweerde een strijdvaardig en geëngageerd lyrisch subject zich nog tegen dreigingen van buitenaf: tegenover het verval plaatste hij de idylle, boven het heden de verstikkende schaduw van het verleden. Van Vliet componeerde in zijn beginjaren als schrijver nogal etherische poëzie, waarin fatalisme en melancholische Weltschmerz de toon voerden. Begin jaren zeventig achtte hij de tijd rijp voor een eerste markering. De vierschaar stelde de dichter in staat de ommuring van zijn eerste (wereldvreemde) binnenplaats publiekelijk te doorbreken. Met deze uitgave kondigde hij een nieuwe wending aan in zijn prille dichterschap. De bundel Het grote verdriet (1974) is de uitdrukking van die esthetische verschuiving. In Van Vliets neoromantische belijdenispoëzie spiegelde zich niet langer de gevoelswereld en werkelijkheidsvisie van het weemoedige ik. Het ik zou voortaan ook relativerend en zelfs spottend met herinneringsbeelden omspringen. De meer afstandelijke houding stelde de schrijver in staat op een meer berustende manier het verleden te confronteren. Die rust en aanvaarding hebben zich later alleen nog maar doorgezet en tot dwingende herformuleringen geleid.

Van Vliet is steeds, almaar nadrukkelijker naarmate het leven zijn gang ging, blijven putten uit autobiografisch materiaal. Zijn poëtisch oeuvre is een episodisch uitgeschreven romantische genealogie en werd pas voor het eerst overtuigend vanaf Het grote verdriet. In Na de wetten van Afscheid & Herfst en alle volgende bundels heeft Eddy van Vliet telkens bouwstenen voor dat bijzondere poëtische dagboekwerk aangedragen.

Begin jaren negentig achtte de dichter de tijd ten tweeden male weer rijp voor een bloemlezing. Samen met Barnard, die later de dichter adviseerde voor onder meer de samenstelling van De binnenplaats (bekroond met de driejaarlijkse Staatsprijs voor poëzie), koos hij nog maar enkele gedichten uit De vierschaar en hij maakte een ruime selectie uit het latere werk.

Weer tien jaar later heeft Eddy van Vliet – opvallend – voor Gigantische dagen geen gebruik gemaakt van de tweede verzamelbundel. Een eenvoudige vergelijking van beide inhoudsopgaven wijst erop dat hij in 2002 tot een andere keuze uit vroeger werk is gekomen. Zo figureren vier van de tien gebloemleesde gedichten uit Na de wetten van Afscheid & Herfst niet in Dichters van nu, en ook uit Glazen en Jaren na maart koos hij twee respectievelijk één niet eerder gekozen gedichten. De conclusie is duidelijk: Van Vliet koos in 2002 anders dan zijn vroegere ik in 1992. Ook de wijzigingen die zijn aangebracht in de verzamelbundel in Dichters van nu (spelling, maar ook woorden in versregels) zijn in Gigantische dagen niet gehandhaafd. Van Vliet heeft dus aan het eind van zijn leven gegrasduind in oorspronkelijke bundels en latere ingrepen – al dan niet doelbewust – tenietgedaan. Op die manier componeerde de schrijver driemaal een zelfbloemlezing, telkens met andere accenten. Een vergelijkende studie van die selecties levert de poëzielezer en onderzoeker interessant tekstmateriaal. Op basis van de varianten kun je bevindingen presenteren over literaire opvattingen. Een dichterschap en de auteurspoëtica zijn meestal niet statisch en maken in mindere of meerdere mate een verschuiving door; hoewel er ook poëticaal hardleerse of standvastige dichters zijn.

Eros en Thanatos

Ter gelegenheid van de Zuid-Afrikaanse uitgave, de eerste keuze uit Van Vliets poëzie in het Afrikaans, richt ik mijn aandacht op de gedichtenkeuze in de laatste zelfbloemlezing Gigantische dagen. Er vallen mij bij hernieuwde lectuur twee bijzonderheden op. Van Vliet hield zich keurig aan de aanvankelijke volgorde van de gedichten (chronologisch, bundel per bundel) én hij nam niet de scharnierbundel Het grote verdriet – waarmee het dichterschap na een eerste creatieve fase (De vierschaar) voorgoed aanving – als markeringspunt.

Eerst een paar opmerkingen over de bundelcompositie. Van Vliet was een dichter die rijkelijk putte uit het persoonlijke verleden. De dood én de liefde kende hij als romanticus pur sang een prominente plaats toe in zijn lyrische genealogie. Thanatos heeft altijd een hoofdrol opgeëist en het biografisch gegeven van de woekerende ziekte die het dichtersleven vroegtijdig heeft beëindigd maakt de lectuur van deze gedichten bijna gevaarlijk biografisch. Nu, vele jaren later, bepaalt deze biografische achtergrondkennis de lezing van de gedichten niet langer. De valstrik van de louter biografische lezing, en dus de reductie van de opvallende beeldenrtijkdom, was op het eind van Van Vliets leven reëel toen alle Vlaamse media (met vaak bedroevend zwakke en ongegeneerd voyeuristische interviews) aandacht besteedden aan de ziekte die de dichter had getroffen. Kenschetsend voor de biografisch-anekdotische benadering van Van Vliets poëzie (en voor veel literatuur in het algemeen) is de wijze waarop mijn boekrecensie in De Standaard der Letteren destijds aangepast diende te worden: het gegeven van het naderende levenseinde diende in de verf te worden gezet. Eigenmachtig greep de redactie in de tekst in zodat meer literair relevante beschouwingen dienden te sneuvelen, en de tekst met de helft werd ingekort ten gunste van een portretfoto van een aftakelend mens.

In Van Vliets dichtkunst worden flarden herinneringen afgewisseld met quasi-extatische liefdespoëzie. Ja, ook Eros is prominent aanwezig. Tegenstrijdige gevoelens van verdriet en euforie, bezwering en verlangen, geluk en pijn zijn de exponenten waarmee een intens gevoelspalet wordt verbeeld. De ambivalente omgang met het verleden heeft de dichter structureel uitgewerkt, door onder andere in De binnenplaats naast duidelijk afgebakende afdelingen tussenschotten te integreren. Zo structureert elke cyclus een eigen binnenplaats, waarin verschillende houdingen tegenover het (particuliere én maatschappelijke) verleden worden uitgewerkt. De compositie speelt in de ontwikkeling van Van Vliets dichterschap een steeds dwingender rol. Niet alleen zijn de gedichten in de met de Staatsprijs bekroonde bundel zelf besloten binnenplaatsen, kort in het gareel gehouden door elliptische zinsconstructies; de bundel zelf is strak opgebouwd (met scharniergedichten) en is op die manier een formele afspiegeling van de thematiek. Dezelfde ‘vierschaar’ zit vervat in De toekomstige dief. Vader is een lang episch gedicht waaraan een al even hecht (chronologisch) stramien ten grondslag ligt. Voor Van Vliet heeft de volgorde van gedichten, dus de tekstarchitectuur, méér dan een futiele implicatie. Precies dat stramien van in elkaar gevlochten en in elkaar hakende gedichten heeft hij min of meer trachten te handhaven in zijn laatste verzamelwerk Gigantische dagen. De lezer van deze tekstselectie in Afrikaanse vertaling raad ik dan ook de oorspronkelijke brontaalteksten aan en de composities of de bundels waarin de teksten figureren. Op macrostructureel niveau zijn dit hechte composities.

Een tweede vaststelling is dat in Gigantische dagen geen gedichten uit Het grote verdriet zijn gekozen. Volgens de tekstverantwoording kwamen alleen bundels die De Bezige Bij heeft uitgegeven in aanmerking voor de anthologie. Dat is jammer. De compositorische verbanden van de acht bundels die Van Vliet vanaf halverwege de jaren zeventig publiceerde, de componeerpoëtica, zou nog nadrukkelijker aan de oppervlakte zijn gekomen. De toonzetting, de thema’s, de aarzelingen van een twijfelaar (geëvoceerd in de talrijke ellipsen), de biografische preoccupaties (het levens- en poëziebepalende vertrek van de vader, het verlangen naar de geliefde, de verwijdering van en de spiegeling van het ik in de vaderfiguur): de ontwikkeling van deze facetten van Van Vliets dichterschap vangt aan met de uitgave van Het grote verdriet en heeft in een periode van een kwarteeuw een bijzondere stem in de Nederlandstalige poëzie voortgebracht. Het werk van deze dichter is strak gecomponeerd en volgt een levenslijn.

Met Gigantische dagen, door de levenstragiek het dichterlijke orgelpunt, heeft Van Vliet meer dan een prangende fase in zijn literaire ontwikkeling afgesloten. Hij heeft ten derden male de weg willen effenen voor een wending, een andere uitdaging in poeticis, een nieuwe markering. Het was voor mij en vele lezers in Nederland en Vlaanderen uitkijken naar waar een nieuwe dynamiek de dichter zou voeren. De levensbestemming heeft daar anders over geoordeeld. In ieder geval leek het dichtende ik met het eigen verleden zo goed als klaar. Of beter: het lukte het vertellende ik stilaan om met meer distantie, met berusting, terug te blikken en zich niet langer door liefdesperikelen van de wijs te laten brengen. De zelf-belijdende romanticus had na de Weltschmerz ook het persoonlijk gevecht met de engel (of de femme fatale) achter zich gelaten, tot de identificatie met de vaderfiguur erop volgde. Deze ontwikkelingsgang, van onbehagen tot verlangen, heeft acht eigengereide bundels opgeleverd. In Gigantische dagen kunnen we lezen hoe Eddy van Vliet, helemaal aan het eind van zijn bestaan, zelf terugblikte op dat in poëzie, in een heel specifiek idioom, uitgekristalliseerd leven.

Post mortem. Bij de uitvaart van een dichter

Precies vijfentwintig jaar na de dood van de Vlaamse romantische cultdichter Jotie T’Hooft, en in dezelfde week dat de baanbrekende Belgische regisseur André Delvaux (1926–2002) stierf, is Eddy van Vliet (1942 2002) doodgegaan.

T’Hooft overleed aan een overdosis cocaïne tijdens de dramatische nacht van 5 op 6 oktober 1977. In het hoofd van Van Vliet is medio augustus 2002 een hersentumor vastgesteld, en nog geen twee maanden later had de ‘toekomstige dief’ de dichter van het leven beroofd. Met Van Vliet verdween in het Nederlandse taalgebied een dichter die een geheel eigen positie innam in de naoorlogse poëzie.

Het dichtwerk van Eddy van Vliet heeft altijd op een brede publieke belangstelling kunnen rekenen. Maar zoals dat meestal gaat: wanneer de schrijver doodgaat, taant in vele gevallen een deel van de kritische belangstelling voor het werk. De aandacht voor de toegankelijke gedichten is wellicht toe te schrijven aan de aanwezigheid van de eeuwige thema’s dood en liefde. De dichter ontwierp voor zichzelf een fragiele binnenplaats in de dreigende Umwelt, een lege plek om – zeer tijdelijk, tot voor de onafwendbare roofbouw – te blijven. De bundels De binnenplaats en De toekomstige dief behoren zonder twijfel tot het sterkste dat Van Vliet heeft geproduceerd. Daniel Hugo heeft dan ook genereus uit die bundels gedichten geselecteerd. Beide dichtwerken vormen samen een ambivalent tweeluik van opbouw en afbraak, van orde en chaos, van herinneren en pogen te vergeten. De compositie van De binnenplaats is nog strak. In de volgende bundel wordt de kortstondige existentiële rust definitief verstoord: de personificatie van de dood dringt zich aan het sprekende ik op, meedogenloos en dwingend, dat alleen berustend de ongenode gast welkom kan heten. Het gedicht ‘Dood’ is een profetische dialoog met de dief, die de toekomst heeft verruild voor het verleden:

Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.

Veeg je voeten en wees welkom.

Dit gedicht is opgenomen in de verzamelbundel Gigantische dagen. De laatste bundel Vader in deze verzameling, meteen ook de laatste afzonderlijk uitgegeven dichtbundel van Eddy van Vliet, is een niet altijd gunstig onthaald en veeleer uitgesponnen narratief gedicht over de verwijdering tussen én het zich toeschrijven van het dichtende ik naar de vaderfiguur. De lezer van Na die wette van Afskeid & Herfs kan er zichzelf rekenschap van geven. Van Vliets poëzie is inderdaad sterk autobiografisch gekleurd, maar in de eerste plaats fictioneel. Wie de levensweg van Van Vliet kende, zoals zijn kompaan Benno Barnard haar te boek stelde in "Portret zonder rimpels" (Dichters van nu 3, Poëziecentrum), herkent meteen de biografische realia.

........

Maar wat de dichter daar in schrijvende zin mee deed, hoe hij de taal onder spanning zette, hoe hij met beeld, klank en ritme zijn gedichten een vorm gaf, getuigde niet alleen van een bewonderenswaardig metier maar ook van een diep doorleefde tragedie.

.........

Maar wat de dichter daar in schrijvende zin mee deed, hoe hij de taal onder spanning zette, hoe hij met beeld, klank en ritme zijn gedichten een vorm gaf, getuigde niet alleen van een bewonderenswaardig metier maar ook van een diep doorleefde tragedie. Het verwarrende gevoelspalet heeft hij in sterke kwatrijnen uitgetekend. Ik schreef het al eerder: Van Vliet toonde zich in zijn defaitistische poëzie een romantisch genealoog, die rijkelijk putte uit een grillige levensloop, doorspekt met dramatiek maar ook met een flinke portie ironie en zelfrelativering. Die inschatting wordt aangehaald in de achterplattekst van de Zuid-Afrikaanse uitgave.

........

Eddy van Vliet werd algemeen beschouwd als een aimabel dichter, een schrijver-advocaat die op het gevoel wist in te spelen en die tijdens voorleessessies zijn woord met zijn sonore stem tot leven wist te brengen. Hij kon een groot publiek beroeren met zijn zachte dictie en bescheiden postuur.

..........

Eddy van Vliet werd algemeen beschouwd als een aimabel dichter, een schrijver-advocaat die op het gevoel wist in te spelen en die tijdens voorleessessies zijn woord met zijn sonore stem tot leven wist te brengen. Hij kon een groot publiek beroeren met zijn zachte dictie en bescheiden postuur. Ik heb nooit echt de aandrang gevoeld Van Vliets poëzie te recenseren, met uitzondering van de laatste verzamelbundel Gigantische dagen. De reden heb ik nu kunnen achterhalen. Het leek me ónmogelijk de emotieve kleurschakeringen geen geweld aan te doen in wat noodgedwongen louter beschrijvingen zijn. Wellicht heb ik mij verzet tegen een biografische reductie van het werk, een vorm van literair voyeurisme. Dat ik Gigantische dagen wel besprak, kon ik destijds voor mijzelf verantwoorden met poëticale argumenten. Telkens als Van Vliet in vroegere bundels grasduinde en een nieuwe staalkaart presenteerde, in De vierschaar, in de reeks Dichters van nu en voor het laatst in Gigantische dagen, had voor mij zo een moment de waarde van een (esthetische) markering; een scharnierpunt. Alsof de dichter telkens voor zichzelf een kapittel afsloot en hij de weg effende voor een nieuwe lyrische richting. Ondanks de dodelijke ziekte wilde ik niet ingaan op de tragische omstandigheden: de gedichten spreken voor zich en blijven zonder biografische duiding overeind. De lezer kan dat nu in Zuid-Afrika zelf beoordelen, niet gehinderd door de biografische context. Wie toch belangstelling heeft, verwijs ik naar de monografie door Benno Barnard in Dichters van nu. Ik had de indruk dat Van Vliet na de publicatie van Vader een litteken had beschreven, en het achter zich zou laten. Of zoals hij het in het afsluitende kwatrijn van Vader formuleert:

"Opgeheven heeft zich
de ode voor wie niet meer horen kan."
Dichtgesmeten lot. Voor schut gezet, zonder antwoord
schrijf ik tot aan de dood.

"De dood": dit zijn de laatste woorden die de dichter in een bundel neerschreef. De vertaler heeft niet alleen het werk een levensinjectie gegeven, hij maakt het toegankelijk voor een belangstellend Afrikaanstalig lezerspubliek. Ik wens Van Vliet vele Zuid-Afrikaanse lezers toe.

  • Eddy van Vliet, Na die wette van Afskeid & Herfs. ’n Keuse uit die gedigte van Eddy van Vliet. Vertaling door Daniel Hugo. Protea Boekhuis, Pretoria, 2021.
  • De titel van deze bijdrage is ontleend aan JH Leopolds ‘Zes Christus-verzen’ (“uit het donkere onder is vol opbloeien / van vocht en dan een uitgaan, een lang vervloeien / in een strak gebogen glans vlietend uit / en daar is geen windbewegen, geen geluid. ̶ ”).

Yves T’Sjoen, Universiteit Gent / Universiteit van Stellenbosch

Lees ook:

Gent-Universiteit hang solank die vlae uit vir Antjie se koms

Guido Gezelle en Zuid-Afrika (Deel 2): "Die nasionale digter van Vlaandere in ons verre Suid-hoek"

Alle problemen begonnen met Van Riebeeck: de verbazende oogst van tien jaar journalistiek werk in Zuid-Afrika

  • 1

Kommentaar

  • Breyten Breytenbach

    'n Ontroerende en deurtastende eerbetoon, Yves. Ek is seker ons kan ook namens Eddy van Vliet, die te vroeg gestorwe "blonde jongeling van die poësie" dankie sê hiervoor.

  • Reageer

    Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


     

    Top