Afscheid Ena Jansen als hoogleraar: "Een bescheiden tussenfiguur die actievoerder werd"

  • 0

“Een bescheiden tussenfiguur die actievoerder werd”

Afscheid Ena Jansen als hoogleraar Zuid-Afrikaanse literatuur in Amsterdam

Op vrijdag 17 juni nam Ena Jansen na veertien jaar afscheid als hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Dit afscheid werd gemarkeerd met een kort symposium, ’s ochtends, bij academisch-cultureel podium Spui25, gevolgd door Jansens afscheidscollege, ’s middags, in de aula van de universiteit, gevestigd in de voormalige Lutherse kerk aan het Singel.

Boek wijst de weg voor verder onderzoek

Thomas Vaessens

Het symposium werd ingeleid door prof dr Thomas Vaessens, hoofd van de vakgroep Moderne Nederlandse letterkunde aan de UvA. Hij prees Jansen voor haar rol als ambassadeur voor Zuid-Afrika en de Zuid-Afrikaanse literatuur – een ambassadeurschap dat, zo zei hij, haar collega’s altijd "met veel bewondering en plezier" hebben gadegeslagen.

Pamela Pattynama

Als sprekers op het symposium, getiteld "Bijna familie. Else Böhler, de baboe, Martha, Anna, Florence, de downstairs en Sophie", had Jansen naar eigen zeggen een aantal "vriendinnen, collega’s en oude makkers" uitgenodigd: Jacqueline Bel, haar "buurvrouw" van de opleiding Literatuur en Maatschappij aan de Vrije Universiteit (VU), eveneens in Amsterdam; Pamela Pattynama, emeritus-hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis (UvA) en tevens Jansens levenspartner; de in Amsterdam wonende Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas; Hanneke Stuit (UvA), Jansens eerste Nederlandse promovendus; Esther Peeren, docent Globalisering aan de opleiding Mediastudies (UvA); Carrol Clarkson, eens student van Jansen aan de Universiteit van die Witwatersrand en nu hoogleraar Moderne Engelse letterkunde in Amsterdam; en tot slot de bekende Nederlandse schrijver en mediapersoonlijkheid Adriaan van Dis, met wie Jansen al 42 jaar bevriend is.

Ena Jansen

Alle sprekers hadden zich laten inspireren door Jansens baanbrekende studie Soos familie. Stedelike huiswerkers in Suid-Afrikaanse tekste (2015), waarvoor Jansen in mei van dit jaar is onderscheiden met de UJ-prys vir Kreatiewe Skryfwerk. Bel was op zoek gegaan naar representaties van dienstmeisjes in bekende Nederlandse romans, zoals Een liefde van Lodewijk van Deyssel (1887), Karakter van Bordewijk (1938) en Else Böhler (1935), Ivoren wachters (1951) en de Anton Wachter-romans (1939-1960) van Simon Vestdijk. Pattynama constateerde dat foto’s en herinneringsliteratuur uit Nederlands-Indië (tot 1945 een Nederlandse kolonie) vaak een geïdealiseerd beeld geven van de relatie tussen een blank gezin en hun inlandse baboe, maar dat deze relatie in werkelijkheid meestal veel minder romantisch was. Dumas vertelde over de vrouw die model heeft gestaan voor haar schilderij Martha – die bediende uit 1984. "Haar functie is haar achternaam, haar voornaam is niet eens haar echte naam, want die was te moeilijk om uit te spreken", aldus Dumas. Martha was huiswerker op de boerderij waar Dumas opgroeide en de twee hadden een innige band. Toen Dumas ouder werd en naar koshuis ging, werd Martha echter door de blanke voorman op de boerderij verjaagd – "een schuld die nog altijd op ons allen drukt". "Als ik een praatje over Martha – die bediende houd, voelt het alsof ik bij de psychiater ben", aldus Dumas. "Spreek ik wel de waarheid over die tijd?" Op het schilderij staat de onbekende zwarte vrouw Martha meer dan levensgroot afgebeeld. Het is betekenisvol, zegt Dumas, dat toen ze voor dit praatje op zoek ging naar de foto waarop het schilderij is gebaseerd, ze die foto nergens meer kon vinden … Na drie verdere korte lezingen door Clarkson, Stuit en Peeren rondde Adriaan van Dis dit blok af met het voorlezen van een lange passage over de bediendefiguur Sophie uit zijn Zuid-Afrikaanse reisroman Het beloofde land (1990). Een uitspraak van deze Sophie (of Frances, in het echte leven), "Democracy is not for white people", was de inspiratie voor Van Dis’ met een Zilveren Nipkowschijf bekroonde documentaire tv-serie Van Dis in Afrika uit 2008.

Marlene Dumas

Wat alle bijdragen duidelijk maakten, is dat Jansen met Soos familie een interessant nieuw onderzoeksgebied heeft blootgelegd. Niet alleen in de Zuid-Afrikaanse literatuur, maar ook in de Nederlandse, Indische en andere literaturen is de figuur van de huiswerker jarenlang onderbelicht gebleven. Door deze figuur als zoeklicht te gebruiken, worden allerlei voorheen onbekende machtsrelaties en strategieën van bevoorgronding en uitsluiting zichtbaar gemaakt. Ook de werkwijze die Jansen heeft gevolgd, met een stevige component zelfreflectie, opent de weg naar nieuwe onderzoeksmogelijkheden.

Carrol Clarkson

De ochtendsessie werd afgesloten met de overhandiging van het eerste exemplaar van Bijna familie, de Nederlandse vertaling van Soos familie, door uitgeefster Eva Cossee. Cossee prees het boek als een "ongelooflijk indrukwekkend verhaal", dat ook nog eens "fantastisch leest". Het boek heeft Cossee een nieuwe kijk gegeven op het werk van "haar meest geliefde schrijver", JM Coetzee. (Het werk van Nobelprijswinnaar Coetzee verschijnt al jaren éérst in Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Cossee alvorens het in het Engels en andere talen de hele wereld over gaat. Cossee is ook de Nederlandse uitgever van de twee Coetzee-biografieën van JC Kannemeyer en David Attwell.) De medewerkers van Cossee hebben hard gewerkt om het boek op tijd klaar te hebben voor deze dag. Maar ná de festiviteiten rond Jansens afscheid, zowel aan de UvA (17 juni) als aan de VU (24 juni), gaat de voorraad voorlopig even achter slot en grendel, totdat het tijdens de Week van de Afrikaanse roman in september écht zal worden gepresenteerd.

Eva Cossee

Vertaalster Riet de Jong-Goossens, die tijdens haar eerste bezoek aan Zuid-Afrika in de jaren negentig in Jansens toenmalige huis in de Tolipstraat in Melville, Johannesburg, logeerde en daar ook kennismaakte met Cecilia, Jansens eigen huiswerker die zo belangrijk is geweest voor haar gedachtevorming over dit onderwerp, benadrukte nog eens dat ze Soos familie "onder alle omstandigheden" had willen vertalen, omdat ze het boek beschouwt als een "belangrijk maatschappelijk statement, nog afgezien van de wetenschappelijke waarde ervan".

Ena Jansen en Riet de Jong-Goossens

Tot slot gaf Jansen tijdens een ontroerend moment het eerste exemplaar van Bijna familie, dat zij net van Eva Cossee had gekregen, door aan Myrtle Witbooi, de voorzitter van de Zuid-Afrikaanse huiswerkersvakbond SADSAWU, die op deze dag toevallig óók in Amsterdam was. Witbooi is tijdens de apartheidsjaren zelf huiswerker geweest. "Ik heb mijn werkgever gevraagd waarom wij niet mogen praten, geen vragen mogen stellen," vertelde ze. "Ik zei: Ek maak jou kinders groot, maar my kinders mag nie by my bly nie. So my kinders het by my weggegaan en ek het die wit kinders grootgemaak." Nu was volgens Witbooi echter de tijd aangebroken dat huiswerkers wél hun stem laten horen en zichzelf bevrijden. "Ons is nog steeds in die agterkamer, maar ons kan onsself bevry."

Myrtle Witbooi

Huiswerker krijgt een stem

Tijdens haar afscheidscollege "Van Thandi de nanny tot Thandi de madam", ’s middags in de aula van de Universiteit van Amsterdam, gaf Jansen een overzicht van veertien jaar academisch onderwijs en onderzoek als Bijzonder Hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde, een leerstoel die is ingesteld vanwege de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland. Deze leerstoel werd eerder bekleed door Gerrit Besselaar, NP van Wyk Louw en H van der Merwe Scholtz; in dié tijd ging de aandacht vooral uit naar de Afrikaanstalige literatuur. In de jaren tachtig, tijdens de hoogtijdagen van de apartheid en de sterke Nederlandse reactie tegen dit systeem, kwamen de colleges stil te liggen, en toen Jansen in april 2002 werd aangesteld, was het haar taak om aan de leerstoel een nieuwe, postapartheid invulling te geven. Dit deed Jansen door een "zo groot mogelijke variëteit van zielen en kleuren" in haar colleges de revue te laten passeren, en vanwege de complexiteit van de Zuid-Afrikaanse samenleving koos ze daarbij steevast voor een stevige historische contextualisering en een intersectionele benadering, met kritische aandacht voor merkers als etniciteit, arm en rijk, gender en seksualiteit, en hoge en lage cultuur.

Ena Jansen

Dit alles maakte de figuur van Eva/Krotoa, de "huiswerker" van Jan van Riebeeck en tevens bemiddelaar tussen de oorspronkelijke inwoners van de Kaap en de Nederlandse kolonisten, over wie zij op 11 april 2003 in dezelfde aula haar inaugurele oratie hield, voor Jansen een dankbaar onderwerp. In Jansens beleving was er ook een directe lijn van Eva/Krotoa naar dichteres Elisabeth Eybers, met wie Jansen in Amsterdam een intense persoonlijke vriendschap had opgebouwd en aan wie haar doctorale proefschrift Afstand en verbintenis (1998) was gewijd. Eva/Krotoa en Eybers waren beiden tussenfiguren die een verbinding legden tussen twee culturen. Ook de huiswerker ziet Jansen als een tussenfiguur, die bemiddelt tussen het blanke gezin in de stad en de zwarte wereld van het tuisland en de township.

Om de positie van de huiswerker en theoretische concepten als het "ignorance contract" (Melissa Steyn), de "contact zone" (Mary Louise Pratt) en "troubling" (Tamara Shefer) nog één keer te illustreren, besprak Jansen, heel toepasselijk voor de gelegenheid, enkele afscheidsscènes uit de Zuid-Afrikaanse literatuur, zoals de aangrijpende afscheidsscène uit Jan van Tonders Roepman (1996: "Dit is tyd dat Boytjie van die werf af kom"). Ze eindigde met videobeelden van een uitvoering van het bekende Zuid-Afrikaanse wiegelied "Thula Baba" door de Zuid-Afrikaanse sopraan Kimmy Skota – tot hilariteit van de Nederlandse toehoorders tijdens een concert van de Nederlandse violist en orkestleider André Rieu. De woorden "Thula Baba" betekenen "Wees stil, mijn kind", legde Jansen uit, en het lied werd door zwarte huiswerkers tijdens de apartheidsjaren al te dikwijls gezongen om hun in hun kamertje op het achtererf verstopte kinderen stil te houden wanneer de politie daar een inval deed. Inmiddels is er veel veranderd, concludeert Jansen, en de zogenaamde "hashtag-generatie", die het initiatief heeft genomen tot de #RhodesMustFall- en de #FeestMustFall-campagnes, zal ervoor zorgen dat de jeugd van Zuid-Afrika nooit meer het zwijgen zal worden opgelegd.

Openlijke erkenning

Ná Jansens afscheidscollege was het woord aan enkele hoogwaardigheidsbekleders, collega’s en vrienden om Ena toe te spreken. Als eerste Marita Mathijsen, die in 2001 lid was van het curatorium dat verantwoordelijk was voor Jansens aanstelling. Zij prees Jansen onder meer om de bescheidenheid waarmee zij zich veertien jaar lang van haar taak heeft gekweten – veel méér werk verrichtend dan binnen het kader van haar bescheiden aanstelling verwacht mocht worden. Ook noemde zij de poëtische en aansprekende titels die Jansen altijd aan haar collegereeksen gaf, waarmee ze veel studenten wist te trekken, zoals "Eldorado van tintelende lig", "My ma se ma se ma", "O wye en droewe land" en "Want ons is van gister".

Inmiddels is de sollicitatieprocedure voor Jansens opvolger van start gegaan. George Harinck, directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de VU en binnen het Zuid-Afrikahuis voorzitter van de commissie die verantwoordelijk is voor de leerstoel, vermeldde dat de leeropdracht is uitgebreid tot "Bijzonder hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde, cultuur en geschiedenis". De toevoeging "en geschiedenis" is geïnspireerd door Jansens volgehouden aandacht voor de historische context van de literatuur die ze bestudeerde en doceerde; het is een voorbeeld dat ze voor haar opvolger heeft gesteld.

Harinck was de eerste die verwees naar de leidende rol die Ena Jansen heeft gespeeld bij het behoud van het Zuid-Afrikahuis. Het Zuid-Afrikahuis herbergt de grootste Zuid-Afrikaanse bibliotheek buiten Zuid-Afrika en Jansens colleges – zoals die van Van Wyk Louw voor haar – werden grotendeels in deze bibliotheek gegeven. Na het overlijden van Elisabeth Eybers wisten Jansen en Hans Ester te bewerkstelligen dat een deel van Eybers’ literaire nalatenschap bij het Zuid-Afrikahuis werd ondergebracht en zorgvuldig werd geïnventariseerd en gecatalogiseerd. Toen het ernaar uitzag dat de Stichting ZASM het gebouw aan de Keizersgracht, dat dringend aan renovatie toe was, wilde verkopen, kwam Jansen in actie. "Je hebt vanaf het begin gezegd: 'Dat gebeurt niet!'", aldus George Harinck. "Je bent er bijna letterlijk vóór gaan liggen." Harinck gaf toe dat het bestuur van het Zuid-Afrikahuis Jansen haar acties niet altijd in dank heeft afgenomen, maar hij maakte van de gelegenheid gebruik om Jansen publiekelijk erkenning te geven voor haar aandeel in het behoud van het Zuid-Afrikahuis als culturele ambassade.

Adriaan van Dis

De laatste spreker was Adriaan van Dis. Hij blikte terug op hun eerste kennismaking, die dateerde uit 1974. Vanwege de sterke gevoelens tegen de apartheid bij de Nederlandse bevolking hadden Zuid-Afrikaanse beursstudenten toen in Nederland geen makkelijke tijd. Ook al waren ze, zoals Jansen, tegen het apartheidsregime, was het toch moeilijk voor ze om hun land openlijk af te vallen. Van Dis zelf was in Zuid-Afrika geïnteresseerd geraakt doordat de Afrikaanse taal hem herinnerde aan het Petjoh van zijn Indische familie. Hij volgde colleges Afrikaanse literatuur bij Truida Lijphart-Bezuidenhout en was een geregelde bezoeker van de Zuid-Afrikaanse bibliotheek aan de Keizersgracht, die in die tijd werd beheerd door jonkheer Von Bose, "een vriendelijke stijve hark, maar wars van censuur". De Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging die het huis bewoonde, gold volgens Van Dis in die jaren als rechts, maar de hele Nederlandse antiapartheidsbeweging maakte dankbaar gebruik van de bibliotheek, "tot die gekken van RaRa de boeken in de gracht gooiden". Volgens Van Dis hield Jansen zich gedurende haar studiejaren in Nederland staande te midden van alle vijandigheid door keihard te werken. Met name stortte ze zich op het werk van Elisabeth Eybers, iemand die tussen twee werelden leefde – "aftastend, voetjie vir voetjie", in een positie van "afstand en verbintenis" – een positie waarin Jansen zichzelf steeds meer ging herkennen.

Tot slot beklemtoonde ook Van Dis dat niemand zich met zoveel passie heeft ingezet voor het behoud van het Zuid-Afrikahuis als Ena Jansen. Van Dis sprak met nostalgie over de bibliotheek van het Zuid-Afrikahuis in zijn oude vorm: "een prachtige boekerij waar je doorheen moet lopen", met "boekbanden die nog door Van Wyk Louw zijn aangeraakt". Daarmee leverde de schrijver verkapte kritiek op de beslissing van het bestuur van het Zuid-Afrikahuis om het grootste deel van de collectie na de verbouwing onder te brengen in de kelder; wie boeken wil lenen, moet die nu via de digitale catalogus aanvragen en kan niet meer zelf langs de kasten struinen. Volgens Van Dis hebben Jansens inspanningen om het Zuid-Afrikahuis te behouden onvoldoende erkenning gekregen. "Al pronken anderen graag met de veren, het is vooral aan één persoon te danken: Ena Jansen," zei Van Dis met nadruk. Door handtekeningen in te zamelen, interviews aan de pers af te staan en honderden e-mails te schrijven om te lobbyen voor geld, is de bescheiden tussenpersoon Ena Jansen toch een actievoerder geworden, aldus Van Dis.

Inmiddels behoort de frictie over de toekomst van het Zuid-Afrikahuis echter tot het verleden. Het geheel gerenoveerde Zuid-Afrikahuis is in februari heropend, en iedereen is trots op het resultaat. De feestelijke receptie aan het einde van deze mooie dag werd aangeboden door de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland.

Op vrijdag 24 juni neemt Ena Jansen ook afscheid van de opleidingen Nederlands: Literatuur & Samenleving en de Master Nederlandse Letterkunde van de Vrije Universiteit. Dit afscheid wordt eveneens gemarkeerd met een klein symposium. Meer informatie: hier.

Foto's: Elize Zorgman

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top