5e Gents Colloquium over het Afrikaans: fascinerend en toekomstgericht colloquium over het Afrikaans en Zuid-Afrikaanse literatuur

  • 1

Op 4 oktober jongstleden hield Wannie Carstens, Noordwes Universiteit, zijn oratie “Afrikaans – enkele taaldebatspunte” als Leerstoelhouder Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij. Op 5 en 6 oktober vond het 5e Gents Colloquium over het Afrikaans plaats. Beide evenementen werden ingericht door de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte en het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika, Universiteit Gent. De stad baadde in de zon en de talrijke deelnemers waren in de serene koelte en stilte van Het Pand gedreven om nieuwe inzichten op te doen.  

Achter de muren van Het Pand, een godshuis en Dominicanenklooster uit de 13e eeuw, verzamelen de deelnemers aan het Colloquium met een ruime afvaardiging van Zuid-Afrikanen, Nederlanders en Vlamingen.

In de Faculteitsraadzaal Letteren en Wijsbegeerte houdt Wannie Carstens zijn oratie … Aan de straatkant springt het uittreksel uit Wat is het goed aan ’t hart van Karel van de Woestijne onmiddellijk in het oog.

Wannie Carstens in de bibliotheek van het Dominicanenklooster – Het Pand

Zoals onmiddellijk blijkt uit de titel van zijn oratie, “Afrikaans: enkele taaldebatspunte”, gaat prof Carstens niet één specifiek onderwerp in de diepte uitwerken maar verkiest hij stil te staan bij de voornaamste punten die nu in het taaldebat spelen om zodoende een brede kijk op het Afrikaans te bieden.

Vooreerst ontleedt hij het verschijnsel Afrikaans op een strikt wetenschappelijke wijze. Zijn vraagstelling is of Afrikaans nog een potentieel op lange termijn heeft en zo ja, hoever dat reikt. Afrikaans is dit jaar 93 jaar oud, tenminste wanneer de officiële erkenning van de taal in 1925 als beginpunt wordt erkend. Bijna zeven miljoen personen hebben Afrikaans als moedertaal; zij gebruiken de taal bij al de verrichtingen van hun dagelijks leven. Maar daarbovenop zijn er nog bijna acht miljoen anderstaligen die Afrikaans gebruiken om er functies mee te vervullen – bijv. inkomen verwerven door hun job in Afrikaans uit te oefenen. In 2013 gaf Carstens een visionaire lezing in het Afrikaanse Taalmuseum in Paarl onder de titel: “Ek het ’n droom! – Afrikaans in 2033”. Hij droomde ervan dat Afrikaans tegen 2033 nog altijd zou worden gebruikt als volwaardige taal in scholen, universiteiten, kerken, rechtbanken, kranten, tijdschriften, schouwburgen, op radio, televisie, culturele manifestaties en gewoonweg in de huiskamers, maar hij stelt nu pas vijf jaar later vast dat van die dromen niets is uitgekomen. Demografische projecties wijzen op een gevoelige afname binnen de witte sprekersgemeenschap van Afrikaans en op een kleine toename binnen de bruine sprekersgemeenschap. Het aantal scholen met Afrikaans als primaire onderwijstaal is significant afgenomen, van 1761 scholen in 2008 tot nog maar 1274 in 2017. Er zijn nog andere kritische indicatoren en er is dus grote reden tot ongerustheid, maar om het tij te keren mogen we vooral niet de pakken blijven zitten.

Vervolgens trekt Carstens op formeel-logische wijze van leer tegen een wijd verspreid vooroordeel, dat enorm veel schade heeft toegebracht aan de Zuid-Afrikaanse leefgemeenschappen. Historisch gezien is er een situatie ontstaan waarbij Afrikaans werd beschouwd als een taal van hoofdzakelijk witte sprekers, terwijl de werkelijkheid totaal anders was, want er waren nog altijd meer bruine sprekers van Afrikaans dan witte sprekers. Er gaapte een diepe kloof tussen de witte en bruine sprekers van Afrikaans. De woede tegen de betrokkenheid van witte sprekers bij de negatieve politieke gebeurtenissen maakte de kloof nog dieper. De Afrikaanse Taalraad, die in 2008 werd opgericht om vorm te geven aan een nationale strategie voor Afrikaans, heeft zich sterk ingespannen om de droom van inclusief Afrikaans beetje bij beetje vooruit te helpen. Om over Afrikaans anders te denken dan in de apartheidsperiode het geval was. Om Afrikaans te laten evolueren tot een taal die haar volledige sprekersgemeenschap mobiliseert en een volwaardige plaats inneemt in het nieuwe democratische staatsbestel. Het is helemaal niet de bedoeling dat de kromgegroeide situatie van weleer wordt vergeten. Maar wel dat de taal expliciet wordt ingeschakeld om verder te ijveren voor verzoening binnen de gehele Zuid-Afrikaanse samenleving.

Tenslotte weidt Carstens uit over wellicht een van de meest fundamentele taaldebatspunte. Zijn immense kennis van het Zuid-Afrikaans taaldebat en zijn gedrevenheid om woorden pragmatisch om te zetten in daden en een taalbeleid in concreto te implementeren, doen zijn oratie uitmonden in meertaligheid als oplossing voor de taalproblematiek in Zuid-Afrika. Met zijn elf officiële talen stelt Zuid-Afrika zware eisen aan het taalbeleid. Over meertaligheid als concept en over de voor- en nadelen van meertaligheid bestaat er geen twijfel. Ook niet over het enthousiasme dat daarover in taalkringen bestaat. Het is alleen een kwestie van implementatie en het creëren van politieke wil om meertaligheid als beleidsrichtlijn voor te stellen en passende interventies financieren. Politieke wil moet vooral komen van de kant van de regering, maar prof Carstens is ervan overtuigd dat taalpolitiek ook langs onderen moet worden gerealiseerd. Afrikaanssprekenden moeten koste wat kost de voordelen van meertaligheid omarmen om zodoende dit Afrikaans te verlossen van haar eilandmentaliteit. “Ons moet onthou,” zo besluit hij slagvaardig, “Meertaligheid maak jou nie minder Afrikaans of Engels of Xhosa of Setswana, ens. nie. Inteendeel, dit maak jou meer Suid-Afrikaans.” Het laatste woord geeft hij, die er rotsvast van overtuigd is dat de aanpak van verzoening en meertaligheid het verschil gaat uitmaken, aan Mercy Kannemeyer. Van de hand van deze jonge schrijfster verscheen onlangs op LitNet een schitterend artikel over “Hoe lyk die toekoms van Afrikaans?”.

Yves T’Sjoen, voorzitter van het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika, Gita Deneckere, pas in functie als nieuwe decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, en Wannie Carstens, gelukkig na zijn diep doorleefde oratie, vol van serendipiteit en rustige verwondering

De diehards van het colloquium nemen na hun vermoeiende vlucht deel aan de stadswandeling. Lut Vander Schueren en Marijke Huvenne gidsen hen doorheen de geschiedenis, cultuur en sociale segregatie van Gent. Hier houden zij halt bij De Krook, de nieuwe stadsbibliotheek met haar strakke metaalstructuur.

Bertus van Rooy – Noordwes Universiteit, "Contact and linguistic creativity in Afrikaans grammar": “Afrikaans has been in contact with English for two centuries. It draws on English grammatical constructions, especially in cases where it has already started to change away from Dutch, prior to the onset of contact. However, Afrikaans does not simply copy English grammatical constructions, but adjusts them creatively to fit into the broader grammatical system of Afrikaans.”

Louise Viljoen – Universiteit Stellenbosch, "Antjie Krog as bemiddelaar tussen Afrikaans en Nederlands": “In die eerste fase van haar digterskap, met ander woorde vanaf 1970 tot 1995 was haar postuur dié van die polities dissidente en transgressiewe digter, vanaf 1995 tot 2000 was dit dié van medepligtige skrywer wat mettertyd ook die statuur van openbare intellektueel verwerf het en vanaf 2000 tot tans domineer die postuur van interverbonde digter wat haarself op intellektuele, skrywerlike en liggaamlike vlak identifiseer met die ander in die volle omvang van die woord. Samelopend hiermee was daar ook ’n geleidelike verskuiwing vanaf die postuur van ’n skrywer of openbare figuur wat vir Nederland ’n venster op Suid-Afrika bied tot iemand wat as stem uit die globale suide vir Nederlandssprekendes in die Lae Lande kan wys op hulle medepligtigheid aan die geskiedenis van Suid-Afrika en wat hulle kan baat by die inheemse kennis en filosofieë van Suid-Afrika en Afrika.”

Daniel Hugo – dichter-vertaler, "Wie is Kees Fens? Uitdagings wat die Nederlandstalige digkuns aan die Afrikaanse vertaler stel". Met zijn lyrische bariton-stem declameert Daniel Hugo uit poëzie van Herman de Coninck, Gerrit Komrij en Leonard Nolens om aan te tonen welke horden de vertaler moet nemen. Zijn eigen gedicht, Klaaglied (uit: Openbare domein, Naledi, 2018), zet alle uitdagingen op een rijtje : “so verseker hulle [= taalkenners] sy plek in die ewigheid van ’n durende hede met ’n hiernamaalse vrede al bly sy digters oor dié armgatlikheid kla”. 

Theresa Biberauer – Cambridge University, "Working the edge: on the significance of innovated peripheral structure in Afrikaans": “Taalkundiges, soos mense oor die algemeen, is daaraan gewoond om die periferie te beskou as van beperkte belang. As mens die randte van Afrikaanse en Nederlandse taalstrukture vergelyk, blyk dit egter gou dat Afrikaans juis werk gemaak het van dié buitedomeine. En van naby bekyk, omskep sekere rand-innovasies ook sommer die Nederlandse “basis” van Afrikaans in iets heeltemal nuuts - soos ons “ekstra” nie, die on-Germaanse moenie waarmee ons verbied en afraai, en die vir wat Ek sien vir jou! ’n nuanse gee wat by Ek sien jou ontbreek.”

Bettina Wyngaard – auteur, "Hoe verlos ons letterkunde van die laager?": “Social justice is die strewe na ware gelykmaking, na die inclusion van alle mense. Ook met taal moet daar social justice plaasvind. Om in jou eie taal, jou moedertaal, te kan praat en skep en leer, gee vryheid wat in geen ander taal moontlik is nie. Om ten volle te include, beteken dat die taal moet verruim, geslote spasies oopmaak en ontlager. Dit beteken dat dekolonisasie ook binne taal en nie net tussen tale moet plaasvind.”

Als je wil vermijden dat je alleen denkt wat iedereen denkt, dan moet je twee boeken lezen die binnenkort zullen verschijnen:

WAM Carstens & EH Raidt, Die storie van Afrikaans, Deel 2: Die Afrikageskiedenis van Afrikaans. Pretoria: Protea Boekhuis, november 2018 – nadat Deel 1: Die Europese geskiedenis van Afrikaans in 2017 verscheen.

En ook niet het nieuwe speurverhaal van Bettina Wyngaard, Jagter. Kaapstad, Umuzi/Penguin Randomhouse, februari 2019.

Om zulk internationaal colloquium op poten te zetten, is er heel wat werk aan de winkel. Dora Scott en Elke Seghers, studenten Afrikaanse Letterkunde aan de UGent, hebben hun beste beentje voorgezet.

Vlakbij Het Pand valt veel te beleven. Er heerst een gezellige, zomerse drukte, hoewel de herfst haar intrede al heeft gedaan. Het colloquium over het Afrikaans verwent kennelijk zijn deelnemers in alle opzichten.

Foto’s en tekst: Herman Meulemans

 

 

Jacques Brel: 5e Gents Colloquium over het Afrikaans

 

  • 1

Kommentaar

  • ria goossenaerts

    Graag info! Ik wist niets van dit congresgebeuren in Gent. Heb destijds enkele keren Wannie Carstens als spreker uitgenodigd.

  • Reageer

    Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


     

    Top