Martin Bossenbroek: De Boerenoorlog - Een jongensboek dat fout afliep

  • 0

Op Donderdagaand 15 November is die Nederlandse historikus Martin Bossenbroek (Utrecht) se boek oor die Anglo-Boerenoorlog in Amsterdam bekendgestel in die kulturele sentrum Spui 25. In 1996 het hy Holland op zijn breedst gepubliseer waarin die konneksies van Nederland met Suid-Afrika en Nederlands-Indië op ’n boeiende wyse sentraal gestel is. Die Boerenoorlog-boek kan as ’n logiese vervolg daarop beskou word. Emiritus-hoogleraar Henk Wesseling (Leiden) en Ena Jansen, hoogleraar Suid-Afrikaanse letterkunde (Amsterdam), het kommentaar gelewer op die boek. Hierby Ena Jansen se lofrede.

Auteur:

ISBN: 978 90 253 6993 4

Aantal pagina's: 613

Uitvoering: Paperback

Uitgever: Athenaeum-Polak & v Gennep

 

Wie een pakkend verhaal wil neerzetten, moet bij de personages beginnen. De aandacht moet gericht worden op de verhaalwereld, op de karakters en wat ze meemaken. Zo ging het bij Proust en zo gaat het bij schrijvers van detective-romans. En zo gaat het bij de historicus Bossenbroek. Elizabeth George, auteur van populaire detectives, zei ooit, en ik citeer:

Wat ons voornamelijk bijblijft na het lezen van een goed boek, is de herinnering aan de karakters. Dat komt doordat gebeurtenissen – zowel in het werkelijke leven als in fictie -  meer betekenissen krijgen wanneer we de mensen die erbij betrokken zijn, hebben leren kennen. Geef een ramp een menselijk gezicht en je raakt het publiek dieper.

En dit is precies wat Bossenbroek doet. Dat is de reden waarom zijn boek ons zo raakt, zo indrukwekkend is. Wij leren specifieke mensen die nauw bij de gang van de Boerenoorlog betrokken waren zeer goed kennen. In de drie delen van De Boerenoorlog worden drie jonge mannen als historische personages centraal gesteld. De vraag die zeker gesteld moet worden is waarom Bossenbroek er niet voor had gekozen meerdere mensen centraal te stellen, bijvoorbeeld Sol Plaatje, de zwarte procureursklerk die een dagboek bijhield tijdens het beleg van Mafekeng. Of een vrouw. Er waren immers boeiende vrouwen zoals Tibby Steyn, Johanna van Warmelo en Nonnie de la Rey die de oorlog van zeer dichtbij hebben meegemaakt en van wie belangrijke geschriften uit deze tijd bekend zijn. Een van hen had zeker ook een hoofdpersonage van De Boerenoorlog kunnen zijn. Vooral Emily Hobhouse die zowel in Zuid-Afrika als in Engeland actief was, dichtbij de mensen stond en zich óók in de omgeving van de machthebbers aan beide kanten bewoog, komt zeker in aanmerking. 

Het argument dat onder anderen door Christina Landman tegen Herman Giliomee werd gebruikt in verband met zijn boek The Afrikaners: Biography of a People zou namelijk ook Bossenbroeks boek kunnen treffen. Er bestaan omvangrijke studies over kampdagboeken, biografieën over vrouwen, maar het was én mooi én belangrijk geweest indien Bossenbroek het gezichtspunt van een vrouw nu had geïncorporeerd, had geïntegreerd binnen zijn nu toch voornamelijk mannengeschiedenis over de Boerenoorlog. Dit gezegd hebbend, ga ik graag over tot mijn lof voor Bossenbroeks boek.

In Deel I (Voor de Goede Zaak) is de hoofdkarakter een jonge Nederlandse jurist. De aanloop tot de oorlog, de jaren tussen juni 1884 en oktober 1899, worden niet in het algemeen beschreven met bijvoorbeeld een zakelijke uiteenzetting van de ontwikkelingen na de Slag van Majuba en de zogenaamde Uitlanderkwestie in Johannesburg. Nee, centraal staat deze Nederlander, Willem Leyds: 25 jaar oud en pas cum laude gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Hij wordt ge-headhunt om President Krugers staatsprocureur en rechterhand in Pretoria te worden. Dat Leyds ook artistiek begaafd was, cello speelde in een strijkkwartet met Alphonse Diepenbrock, Homerus las met Willem Kloos en bevriend was met Frederik van Eeden maakt hem menselijk en veel meer dan een acteur in de Boerenoorlog-drama die dreigt om te beginnen.

Wij krijgen in Bossenbroeks boek een bijzonder beeld van Leyds. We vragen ons af: wat zou van deze man worden in de Transvaal, destijds nog een intellectuele woestijn. Hoe zou zijn verloofde Louise Roeff daar aarden?

De brieven van Louise dragen voor een belangrijk deel bij tot ons inzicht in een menselijke Leyds. Na de lange zeereis komen ze aan in ‘den fellen zonnegloed’ aan de voet van Tafelberg in Kaapstad. In een postkoets rijden ze dagen lang door het barre Karoo richting Pretoria, via Kimberley, vlak langs de ‘tenten der kaffers’, ‘walgelijk smerig en zoo klein’. Ze zijn dankbaar in het waterrijke Pretoria aan te komen.

Bossenbroek maakt gebruik van de prachtige, inzichtelijke brieven waarin Willem en Louise Leyds hun eerste indrukken van Zuid-Afrika verwoordden. Zo wordt een brief van Louise aan het thuisfront geciteerd waarin zij beschrijft hoe de President één nacht om kwart voor vier aan de deur klopt. Louise beschrijft niet alleen het resultaat van het overleg tussen de president en haar man, maar ook zegt ze: ‘Ik lag […] in bed te jammeren over mijn kleed en stoelen, want u weet dat er niet alleen wijze woorden komen uit Oom Pauls mond, maar ook het noodige spuwsel.’

Wanneer Leyds, een burn-out nabij, in 1896 en later weer om gezondheidsredenen terugkeert naar Europa en van hot naar her reist tussen Brussel, Den Haag, Berlijn, Londen en Moskou om de Boerenzaak strategisch te propageren, verdwijnt de persoonlijke inkijkjes op zijn leven met Louise jammer genoeg naar de achtergrond, maar de toon is gezet. Leyds heeft een menselijk gezicht, is geen pion, maar een personage in een monumentaal en meeslepend boek. Als lezer hang je aan de lippen van de verteller Bossenbroek.

Dat personages en hun ervaringen inderdaad de kern van narrativiteit vormen is herhaaldelijk beweerd. Bijvoorbeeld door de literatuurwetenschappers Kiene Brillenburg Wurth en Ann Rigney in hun handboek Het leven van teksten. Martin Bossenbroek heeft dat boek door zijn Utrechse collega’s vast goed bestudeerd voordat hij begonnen was aan De Boerenoorlog want hij slaagt er uitmuntend in om de uitmergelende oorlog tussen Boer en Brit die ongeveer 30 maanden lang over een uitgespreid gebied woedde zeer beeldend voor zijn lezers geest te brengen.

Ieder geval is het hem gelukt mij een weekend lang uren en uren lang aan de 600 pagina’s van zijn boek gekluisterd te houden. Ik las de drukproeven. Links van mij werd het stapel gelezen pagina’s steeds hoger en voelde ik aanvankelijk zeer in mijn schik met de vordering die ik door het dikke pil aan het maken was. Naarmate de rechterstapel kleiner werd, bekroop een angstig gevoel mij: dat het niet lang meer zou duren of ik zou mezelf veel te snel aan het eind van dit spannend boek bevinden. Een eind dat ik kende, maar het ging om het volgen van het proces dat heeft geleid tot de Vrede van Vereeniging.

Dat niet alleen ik het spannend vind blijkt uit de titel van Deel II die op pagina 200 begint: Als een jongensboek. Voor de eerste negen maanden van de oorlog, tussen oktober 1899 tot juni 1900, volgen wij het gebeuren door de ogen van Winston Churchill, een man van wie wij weten dat hij een bull dog, de eerste minister van Groot-Brittanië zou worden, maar die op dat moment nog een jonge hond, reporter voor de Morning Post was. Sommigen vonden de 25-jarige oorlogsverslaggever een publiciteitsbeluste medaillejager met zijn bravourestukjes en zijn extravagante Amerikaanse moeder die al haar society-vriendjes inzette om hem aan eervolle aanstellingen te helpen. Ook hij heeft een verloofde: Pamela Plowden, maar jammer genoeg vernemen we weinig van hun correspondentie. Door zijn ogen volgen we de oorlog die op dat moment vooral tot voordeel van de Boeren verliep in Natal. Zo krijgt de mantra van  Generaal Buller ‘Do not go north of the Tugela!’ veel aandacht (208).

Op pagina 225 beschrijft Bossenbroek de bezetting van de spoorbrug over de Tugela-rivier bij Colenso. Er kon geen trein meer door. Ladysmith was effectief omsingeld. Het plaatsje dat bij het stationnetje hoorde heette Estcourt. Ik kan het niet laten te vermelden hoe zeer de omgeving van de Boerenoorlog-veldslagen voor mij bekend terrein is. Mijn tweelingzusje en ik zijn een halve eeuw na Churchills heldendaden bij Chieveley in het ziekenhuis van Estcourt geboren. Mijn vader was de jonge predikant van Colenso – daar woonde ik tot mijn zesde jaar en weet nog heel goed dat wij gingen picnicken aan de oevers van de Tugela, dat wij naar graven van Boeren en Engelsen gingen kijken, naar kogels en granaatscherven zochten in het gras. In later jaren was ik bovenop Spioenkop, heb ik de loopgraven bij Magersfontein gezien.

Colenso was generaal Buller’s persoonlijke Majuba. De roman Buller se plan door Ingrid Winterbach heeft dit historische gebeuren als kader voor een moderne dorpsroman waarin een depressieve vrouw in een oud Brits blokhuis even buiten het dorp gaat wonen. De Boerenoorlog is als palimpsest overal en altijd in Zuid-Afrika aanwezig, het is een echoput van vertogen waar steeds rekening mee wordt gehouden, in de literatuur, in de geschiedschrijving, in de actualiteit van het heden. Dit is trouwens iets waar Bossenbroek zelf nadrukkelijk op wijst aan het eind van zijn epiloog (570): ‘Als de strijd in het nieuwe ZA is beslecht, kan de winst- en verliesrekening van de Boerenoorlog opnieuw worden opgemaakt.’

Voordat de jonge Winston in juni 1900 terugkeerde naar Engeland schreef hij aan zijn moeder: ‘Politics, Pamela, finances and books, all need my attention.’ (p. 375). Zijn besluit stond vast dat hij terug moest. Voor hem persoonlijk was het verblijf in Zuid-Afrika geweldig geweest.

Na Churchills vertrek komen we bij de langste en moeilijkste deel van de oorlog: Dood en verderf;  juni 1900 – mei 1902. De held op wie Bossenbroek in deel 3 nu focust is nog jonger dan de andere mannen: Deneys Reitz.  Zijn vader was in die dagen staatsecretaris van president Kruger. F.W. Reitz was een van de mannen die het vredesvoorstel van de Engelse regering in Melrose Huis te Pretoria zou ondertekenen op 31 mei 1902. Deneys was nog pas 17 jaar en vol romantische vechtlust, schrijver van een van de beroemdste oorlogsdagboeken, Kommando - in 1929 in zowel het Engels als het Afrikaans uitgegeven. Later zou hij minister in het Smuts-kabinet worden.

Ik laat het aan de lezer De Boerenoorlog te kopen en deze patriotische en avontuurlustige jonge man op de voet te volgen in Deel III, vooral tijdens de invallen in de Kaapkolonie aan de zijde van generaal Jan Smuts. Hij maakt veel spannends mee, maar vaak is hij wanhopig over wat hij op zijn omzwervingen ziet: ‘Eindelose vlaktes van mensdom ontbloot.’ Verbrande boerderijen, doodgeslagen of –gestoken schapen, ‘’n onbewoonde woestyn’, zoals hij het land beschrijft. (482)

Hoe is het Martin Bossenbroek gelukt mij zo te verleiden om mij te verplaatsen in de wereld die hij in zijn boek presenteert.  Want het is niet dat ik niet wist hoe het boek zou aflopen. Het stond immers vast dat het moest afsturen op dat onvermijdelijke bekende einde; de Vrede van Vereeniging die op 31 mei 1902 werd gesloten na meer dan 30 maanden vechten, overleg, verveling, verlies aan duizenden mensenlevens, verdriet.

Ja, ondanks het feit dat ik de grote lijnen en ook veel details van de Boerenoorlog goed ken, was ik bereid mij de laten leiden door de verteller Bossenbroek in het vertrouwen dat mij een samenhangende werkelijkheid wordt voorgezet, dat een gebied dat ik al meende te kennen, nu spannend en nieuw voor me werd. Dwingend en onontkoombaar komt in De Boerenoorlog het narrative pact tussen lezer en schrijver tot stand. De verhaalwereld werd voor mij volledig voorstelbaar en invoelbaar. Met cliffhangers werd ik van hoofdstuk tot hoofdstuk getrokken en geduwd. Ik wilde niet alleen weten hoe de oorlog ontwikkelde, maar ook zeer specifiek wat er met Leyds, Churhilll en Deneys Reitz zou gebeuren.

Martin, na deze prestatie van een zeer leesbaar spannend boek te hebben geschreven, kan ik je aanraden enkele van de aangrijpende romans over de Boerenoorlog te lezen die de afgelopen jaren zijn geschreven waarin vooral de demythologisering van de oorlog aan bod komt. Ik denk bijvoorbeeld aan Christoffel Coetzees Op soek na generaal Mannetjies Mentz (1998) en Ingrid Winterbachs romans Buller se plan (1999) en Niggie (2002). In Wilfred Jonckheere en mijn bloemlezing getiteld Boer en Brit. Ooggetuigen en schrijvers over de Anglo-Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1999 en 2001) zijn een tachtigtal teksten opgenomen die wisselen van komische beschrijvingen tot smartelijke verslagen. Maar dit wist je al – dit boek is immers in je uitgebreide bibliografie opgenomen. Je hebt onder meer in het archief en de bibliotheek van het Zuid-Afrika Huis aan de Keizersgracht 141 honderden bronnen over de Boerenoorlog geraadpleegd. Behalve deze bronnen en uiteraard standaardwerken zoals de boeken door Thomas Packenham, Fransjohan Pretorius en Bill Nasson zijn ook deze romans aanwezig. Veel succes gewenst met je boek dat op een bijzondere wijze gebruik maakt van narratologische middelen om een bekend verhaal zo spannend en nieuw te maken.

 

 

Teken in op LitNet se gratis weeklikse nuusbrief. | Sign up for LitNet's free weekly newsletter

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top