Guido Gezelle en Zuid-Afrika: "Die nasionale digter van Vlaandere in ons verre Suid-hoek"

  • 1
  • In deze tekst komen pejoratieve namen voor die door lezers als kwetsend ervaren kunnen worden. In dit artikel worden de namen in hun oorspronkelijke historische context aangehaald.
  • In hierdie teks kom pejoratiewe terme voor wat deur lesers as aanstootlik en beledigend ervaar mag word. Hierdie terme word in hul oorspronklike historiese konteks aangehaal.
  • This text contains pejorative terms that readers may find offensive. These terms are quoted in their original historical context.

 

Bronnenmateriaal in het Guido Gezellearchief van de Openbare bibliotheek in Brugge voegt een voetnoot toe aan de uitgebreide Gezellestudie. Naast gegevens over Gezelles verhouding tot de “Afrikaner Boer” en zijn bespiegelingen over het “Afrikaansch vlaams” in Zuid-Afrika komt in dit tweeluik over de Vlaamse pastoor en de Dietse uiterwaarden ook het Kaapse eeuwfeest in 1930 ter sprake.

Deel 1

“Hottentotsch vlaamsch” [in Gezelles terminologie]

Over de interesse van de priester-dichter voor de Transvaalse Boer staat een en ander opgetekend in Twee leeuwen, een kruis. De rol van katholieke culturele kringen in de Vlaams-Nederlandse verstandhouding (1830-ca. 1900) (2015). Roberto Dagnino bespreekt in een korte paragraaf Gezelles aandacht voor het “‘Dietsch’ buiten Europa” en de visie van de West-Vlaamse schrijver op “de strijd van de Afrikaners die de Nederlandse taal in het zuidelijke gedeelte van Afrika probeerden te verdedigen en te propageren”. In 1867 schreef Gezelle volgens J.M. Goris al een steunbetuiging voor de Boeren. In de eerste Zuid-Afrikaanse oorlog (1880-1881) tussen Boer en Brit koos Gezelle resoluut het kamp van de weliswaar calvinistische maar taalverwante Afrikaners. Over het lot van de zwarte bevolking heeft hij niets opgetekend.

Naar aanleiding van de eerste annexatie in 1877 van de Zuid-Afrikaansche Republiek door de Engelsen en de militaire poging van de Boeren om de soevereiniteit weer op te eisen, zijn in Nederland en aanzienlijk in mindere mate in Vlaanderen acties op het getouw gezet, steuncomités opgericht en publicaties tot stand gebracht om de Boer een hart onder de riem te steken. Pas tegen het eind van de eeuw nemen de solidariteitsbewegingen in Vlaanderen voor Transvaal beduidend toe.

Vooral in Vlaamse liberale kringen, zo betoogt J. M. Goris in de dissertatie België en de Boerenrepublieken. Belgisch-Zuidafrikaanse betrekkingen (ca. 1835-1895) (1983), bestond welwillende aandacht voor de Afrikaner Boer ten tijde van de eerste oorlog. Een van de gangmakers was de eerzuchtige Antwerpse dichter en zelfverklaarde Boerensympathisant Julius de Geyter met De zegetocht der Boeren (1881). Gentse masterstudenten hebben in 2018 ideologiekritisch-imagologisch onderzoek verricht naar de zogeheten tweede Anglo-Boerenoorlog in Vlaamse katholieke en liberale periodieken (https://www.litnet.co.za/zuid-afrikaanse-oorlog-in-vlaanderen-journalistieke-en-literaire-beeldvorming-rond-1900/). Een volgend onderzoekseminarie zal handelen over de schaarse Vlaamse literaire expressies van Boerensympathie in de jaren tachtig van de negentiende eeuw.

De meeste katholieken hielden zich vanwege confessionele overwegingen in de strijd veeleer op de vlakte. Bijdragen van de clerus zijn een uitzondering. In zijn taaltijdschrift Loquela, onder meer in het bijblad ‘Wetensweerdigheden’, haalde Gezelle in meerdere afleveringen “elementen uit de Afrikaner cultuur” aan, zoals een excerpt uit Die Afrikaanse Patriot (1882), teneinde de verwantschap tussen “Afrikaansch vlaamsch” of “Hottentotsch vlaamsch” (in Gezelles terminologie) en het Vlaams te benadrukken. Dagnino stelt dat Gezelle het Afrikaans beschouwde als “in feite een Afrikaanse evolutie […] van de oer-Dietse taal die vooral […] in het West-Vlaams heel veel sporen had achtergelaten”. Dergelijke citaties hebben meer dan linguïstische relevantie, er is ook sprake van een ideologisch discours.

Gezelles referenties aan het Afrikaans en bijvoorbeeld de opname van de tekst ‘Vierkleur van Transvaal’, met het onderschrift “Hulde aan Klaus Groth” (= Duitse dichter), in Loquela (Bamesse 1888) bleven uiteraard niet onopgemerkt. Kort voor zijn overlijden ontving hij van Pol de Mont het verzoek om mee te werken aan het Hulp-Komiteit voor Transvaal. Op 30 oktober 1899 schrijft De Mont, voorzitter van het Hulp-Komiteit voor Transvaal, vanuit Antwerpen aan de ‘Zeer Eerwaarde Heer en Lieve Dichter’:

Wij komen u vragen om een dichtje, dat gij wellicht opgeteekend zoudt hebben ter wille en ter eere van de Boeren, die nu moeten vechten. Alles dat wij doen is voor de Boeren.

En heeft Uw Eerwaarde ook, bij geval, een stukske liggen, dat gij kunt missen voor die menschen welke onze broeders in den bloede zijn? – Wij konden het soms laten drukken…

Wij danken u, als gij wat hebt […].

Over de Rode-Kruis-ambulance die door het Hulp-Komiteit voor Transvaal (Antwerpse Tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond) met de opbrengst van inzamelacties naar Zuid-Afrika is gestuurd, toen de tweede Zuid-Afrikaanse oorlog (1899-1902) in alle hevigheid was losgebarsten, kan meer worden gelezen in Ludo Stynens biografie van Pol de Mont.

Het jaar 1888. Prys die Heer met blye galme!

De hiervoor beschreven linguïstische interesse en de band tussen Gezelle en de Afrikaner Boer is bekend en eerder bestudeerd. In het Gezellearchief zijn brieven bewaard (o.a. van C.J. Hansen, Johan Winkler) die over Afrikaanse kwesties handelen. Zo ontving Gezelle van de Antwerpse stadsbibliothecaris Hansen een exemplaar van Transvaal of Zuid-Afrika en de Dietsche stam. Ook in Biekorf (opgericht in 1889), waaraan Gezelle zijn medewerking verleende, werden artikelen opgenomen over het Afrikaans en de onafhankelijkheidsstrijd van de Boerenrepublieken Transvaal en de Oranje-Vrijstaat.

Het document dat vooral aandacht verdient, is een brief dd. 22 november 1888 van Peter Jozef Scherpenseel, met als briefhoofd ‘Consul-Generaal der Zuid-Afrikaansche Republiek’, aan Guido Gezelle. Vijf dagen eerder had de zakenman en diplomaat Scherpenseel, sinds 1887 gezant van Transvaal, de priester benaderd met de vraag zijn kandidatuur voor de ‘Taalkamer’ van de Koninklijke Vlaamsche Academie te steunen. In Gent is kort tevoren (in 1886) een Academie voor Taal- en Letterkunde opgericht. Bij Koninklijk Besluit behoorde Gezelle tot de achttien werkende leden (Michel van der Plas, Mijnheer Gezelle. Biografie van een priester-dichter, p. 418). Scherpenseel, Brussels aanhanger van Groot-Nederland en een “Groot Dietschland, hengelde naar een aanbeveling door Academielid Gezelle. J.M. Goris spreekt over Scherpenseel, Belgisch adviseur van commandant-generaal Joubert in Transvaal, als een mercantiel aangelegde “lepe man” die in de geest van “taal- en stamverwantschap” tussen Afrikaners en Vlamingen zaakjes probeerde te doen. Onder de vlag van de Groot-Nederlandse gedachte en het Dietse ideeëngoed trachtte hij in Vlaanderen “passieve sympathiegevoelens voor de taal- en stamverwante Boeren” aan te wakkeren. Zo nam hij het initiatief voor de oprichting van de brandverzekeringsmaatschappij Neerlandia (1889) en de Belgisch-Zuid-Afrikaansche Handelsmaatschappij (1891), overigens met weinig succes. Scherpenseel liet Gezelle weten:

“In het belang der belgische nijverheid en handel ga ik a.s. maandag, via Engeland en Kaapland voor 4 à 5 maanden op reis naar Zuid-Afrika en wel onder bijzondere begunstiging en bescherming der Belgische Regeering.

Mijne reis naar dat nieuwe Groote Dietschland der XXe eeuw heeft voor doel daar de belgische belangen in zake van spoorweg- bank- munt- & koloniewezen te bevorderen, en waarbij in alles onze moedertaal de eerste rol zal vervullen en op taalgebied alleen als machtgeefster troont.

Uw Zeer Eerwaarde zult dus wel begrijpen, dat het mij oneindig veel genoegen zou doen, indien ik onder den helderen blauwen hemel van Zuid-Afrika, waar ons dietsche volk zoo krachtdadig zijn bestaan handhaaft, indien ik daar het goede nieuws mocht vernemen, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie mij als buitenlandsch – Nederlandsch Zuid-Afrikaansch – eerelid in haar midden had opgenomen.

[…]

In andere woorden, in naam van het Dietsche Zuid-Afrika zal ik trachten mij Uwer groote welwillendheid jegens mij zooveel mogelijk waardig & verdienstelijk te maken.”

(ongepubliceerde brief in het Guido Gezellearchief)

De passage waarin de auteur op onderdanige manier een smeekbede richt aan de Zeer Eerwaarde Heer, zelfs een wederdienst in het vooruitzicht stelt, en zijn demarches toelicht teneinde verkozen te worden, laat ik hier achterwege.

Gezelle heeft de voordracht gesteund voor de Vlaamsche Academie en Zuid-Afrika kreeg een vertegenwoordiger in de ‘Taalkamer’. In opvolging van de Nederlander Jan Renier Snieders is Scherpenseel  op 24 december 1888 aangesteld als buitenlands erelid. Er is een brief bewaard van de echtgenote van Scherpenseel waarin zij Gezelle dankt voor de stem. Dat de gewiekste en blijkbaar nogal ijdele Brusselaar Gezelle in november contacteerde, had alles te maken met Vlaamse Boerensympathie, die zoals gezegd ook de pastoor deelde. De belangstelling reikte duidelijk verder dan een taalkundig gevoel van verwantschap.

Het spreekt voor zich dat aan Gezelle en het “hottentotsch vlaamsch” (in Gezelles terminologie), met de verzamelde fragmenten in Loquela, een studie kan worden gewijd.

Met dank aan Els Depuydt, wetenschappelijk medewerker Guido Gezellearchief (Openbare bibliotheek Brugge) en het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek van België.

Gentse studenten van de opleiding Vergelijkende Moderne Letterkunde kunnen stage lopen in het Gezellearchief. Zie bijvoorbeeld: https://gezelle.be/nieuws/stage-bij-gezelle-winkler.

  • 1

Kommentaar

  • Reageer

    Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


     

    Top