De krekel, de mier en Antjie Krog

  • 2

Toen ik het kortste hoofdstuk uit Hoe alles hier verandert van Antjie Krog las, moest ik denken aan de fabel van de krekel en de mier. Zeker niet omwille van de zedenles van de fabel. Maar omdat één van de verre voorouders van Antjie Krog bijna dezelfde familienaam heeft als de schrijver van de fabel, Jean de La Fontaine. Zowel zijn vader als Jean de La Fontaine zelf hadden in de 17e eeuw veel te maken met water en bossen in hun geboortestreek rond de Franse stad Château-Thierry. Het is in deze periode, maar een heel stuk meer naar het noorden, waar toen de Zuidelijke Nederlanden waren en meer bepaald de huidige Belgische provincie Henegouwen zich bevindt, dat het verhaal begint. In dat verhaal draait alles rond de mythische kracht van water, dat opborrelt uit bronnen, in fonteinen naar de hemel reikt en glinstert in het zonlicht.

Antjie Krog bij de ontvangst van de Gouden Ganzenveer, Amsterdam, 2018 (Foto: Gerlinde de Geus)

Dat hoofdstukje van twee bladzijden heeft als titel: Voorouders. Het is in de vorm van een brief die Dot richt aan haar lieve kinderen. Dot is de koosnaam van Susanna Jacoba Serfontein (1925-2016), de moeder van Antjie Krog. Ik beperk me tot de informatie die ik haal uit het hoofdstukje. Deze beperking houdt het gevaar in dat ik zaken over het hoofd zie, want in Hoe alles hier verandert maakt de auteur een persoonlijke keuze uit drie van haar eerder verschenen werken. Die zijn natuurlijk veel uitgebreider.

De brief van Dot gaat over haar bezoek aan Vlaanderen en enkele draden die zij daar mijmerend heeft kunnen trekken naar de voorouder die aan de wieg stond van het Serfonteingeslacht in Zuid-Afrika. Het is een bizar maar geweldig charmant verhaal. Dot rijdt door het stadje Péruwelz en wordt ineens getroffen door het naambord Rue de Cerfontaine. Aan het eind van de straat is een restaurant, Moulin de Cerfontaine. “Ik duwde het houten hek open en kreeg overal kippenvel,” schrijft zij, “want naast de molen was een waterbekken. En midden in het waterbekken een eilandje met gras en een boompje.” Zij herinnerde zich dat haar neef, die een waterbekken voor de familie aanlegde op de boerderij, haar vroeg: “Waar moet het eiland komen? Want altijd wanneer ik een waterbekken aanleg voor een Serfontein, wil hij een eiland in het midden.”

Dan volgt er een alinea die voor een beter begrip van de afstamming van Antjie Krog langs moederskant essentieel is en die ik om die reden woordelijk citeer:

“Toen stopte ik bij het kerkje in Soumange. Toen ik over het kerkhof slenterde, liep ik tegen een grafsteen aan met de inscriptie: ‘Biertrant Cherfontaine. Ici repose un honnête homme. Trespassa 18 Décembre 1644.’ Hier rust een eerzaam man. Precies honderd jaar voor de naam Serfontein voor het eerst in officiële stukken aan de Kaap de Goede Hoop voorkomt! Dat was toen een zekere Christina Abrahamse haar zoon Willem Serventyn liet dopen. Ze kwam alleen naar de plechtigheid. Haar kind werd bijgeschreven onder het kopje ‘slavenkinderen’ en de Verenigde Oost-Indische Compagnie trad als getuige op.”

Voor wie zich afvraagt hoe zo’n sprong in het onbekende, in dit geval van de Zuidelijke Nederlanden naar de Kaap, mogelijk is in de feiten of misschien alleen maar in een constructie van de menselijke geest, is deze alinea een kluif van jewelste, meer nog: magische flitsen om een raadsel op te lossen dat nooit volledig zal worden opgelost. In het blijven zoeken naar de vorige generatie en de omstandigheden waarin deze zich heeft voortgeplant en het geluk van de volgende heeft nagestreefd, ligt de bestaansreden van elke vorm van genealogisch onderzoek. Vooral mensen voor wie het einde in zicht is van hun tocht door het aardse tranendal, hebben sterk de aandrang om in het verleden te graven en stambomen op te stellen. In een ruimer perspectief sprak Karel Schoeman vaak over de brokstukken van het verleden, die voor elke mens nodig zijn om greep te krijgen op het heden en de toekomst.

Ik keer terug naar de brief van Dot, die een ingewikkeld verhaal van emigratie in een notendop beschrijft, ook met de onnauwkeurigheden die inherent zijn aan zo’n verhaal. De stad Péruwelz ligt in de provincie Henegouwen, vlakbij de Franse grens, en maakt qua territorium deel uit van het Waals gewest. Je kan dus niet zeggen dat Dot hier het huidige Vlaanderen bezoekt en evenmin een gebied dat ooit in de geschiedenis als Vlaanderen is bestempeld. In Péruwelz werd Frans gesproken. Zou Antjie Krog kunnen afstammen van Franstaligen? Ik vraag het me af. Het ligt niet voor de hand. Misschien stamt zij wel af van de Hugenoten, Franse protestanten en calvinisten van wie er een groot aantal rond 1688-1689 uitweek naar Zuid-Afrika om de kolonie van de VOC te versterken. Wonderlijk toch, maar het blijft gissen.

Het graf van Biertrant Cherfontaine, die overleed in 1644, bevindt zich op het kerkhof van Soumange. Hoe grondig je ook zoekt, de plaatsnaam Soumange bestaat niet in België, noch als gemeente, noch als gehucht. Wat wel bestaat is de gemeente Soumagne, in de provincie Luik, waar het toenmalige prinsbisdom Luik zich uitstrekte. Het prinsbisdom wordt ook gerekend tot de Zuidelijke Nederlanden. Het was een bolwerk waar in alle hevigheid de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten werden gevoerd. De gemeente Soumagne ligt in het midden tussen de grote steden Maastricht, Aken en Luik, niet zo ver van het huidige Drielandenpunt van Nederland, Duitsland en België. Volgens Europese maatstaven, die alle steden op zowat een dagtocht te paard van elkaar situeren, is Dots verplaatsing van Péruwelz naar Soumagne niet vanzelfsprekend, want Soumagne ligt ruim tweehonderd kilometer naar het oosten. Dat zijn wel vier dagtochten. Het klinkt heel vreemd dat ik met een eenvoudige zoekopdracht op Google Maps vaststel dat er in Soumagne ook een Rue Cerfontaine bestaat. Zoveel toeval samen bestaat toch niet.

De constante in het verhaal blijkt toch de stuwing te zijn vanuit de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden, tot de vroegste voorvader van Antjie Krog aan de Serfonteinkant zijn kans greep om aan te monsteren op een schip van de VOC op zoek naar een betere toekomst. De VOC was gedurende haar bestaan de grootste rederij in het verkeer met Azië. Meer schepen had zij in de vaart en meer reizen liet zij deze schepen maken tussen Europa en Azië dan enige andere compagnie. Tussen 1602 en 1794 vertrokken 1772 schepen voor 4789 overtochten naar de Kaap en naar Azië, volgens maritiem historicus JR Bruijn in zijn baanbrekende studies over de vloot van de VOC.

Biertrant Cherfontaine ligt dus begraven op het kerkhof van Soumagne. Wie na hem heeft het vrije sop gekozen naar de Kaap op één van die bijna vijfduizend overtochten? Een naald in een hooiberg of verbeelding die ons leert welke offers mensen zoal brengen om hun armetierig bestaan en dat van hun kinderen te verbeteren? Eigentijdser kan niet.

Ik geloof alles wat de moeder van Antjie Krog in haar brief schrijft. Blijkbaar is er al veel speurwerk naar de stamboom van de Serfonteins verricht. De generaties van de 20e en zelfs van de 19e eeuw zijn redelijk gemakkelijk terug te vinden in registers van de burgerlijke stand en parochies en in allerlei archieven. Kant-en-klare stambomen zijn in overvloed beschikbaar op het internet. Het is verbluffend wat je allemaal over de familienaam Serfontein op een genealogische database vindt – bijvoorbeeld op https://nl.geneanet.org/genealogie/serfontein/SERFONTEIN. Maar het wordt een heel stuk moeilijker voor de vroegere generaties.

André Lépine (°1935), die een passie heeft voor cultuurgeschiedenis en auteur is van een hele reeks historische werken waarin de gemeente Cerfontaine en haar ommeland centraal staan, waaronder zijn meesterwerk uit 1969 Cerfontaine à l’époque française 1793–1815, wijst me op het belangrijke onderscheid tussen een toponiem en een patroniem.

André Lépine is trots op zijn gemeente Cerfontaine en vol passie voor haar geschiedenis in de feeërieke Waalse streek Tussen-Samber-en-Maas. Hij is de stichter van het “Musée de la Vie régionale” en het “Centre d’Histoire de Cerfontaine”, waarop de moeder van Antjie Krog in 1983 een beroep deed om de nevel over haar afstamming een beetje te doen opklaren.

 De gemeente Cerfontaine is voor hem een toponiem, een plaatsnaam. In België en Frankrijk zijn er nog meerdere andere plaatsen die de naam Cerfontaine hebben. Maar hij is ervan overtuigd dat “En réalité, ce nom de famille n’a jamais existé chez nous”. Loopt ons spoor dood? Helemaal niet. Hij preciseert bescheiden: “Je crois que le patronyme Cerfontaine vient – jusqu’à preuve du contraire – d’un lieu-dit de la commune de Charneux (province de Liège) puis a dû se propager dans la région de Verviers, aux Pays-Bas et même en Allemagne.” – “Ik ben van mening dat de familienaam Cerfontaine, totdat het tegendeel is bewezen, afkomstig is uit een plaats in de omgeving van Charneux (in de provincie Luik) en zich heeft verspreid in de streek van Verviers, in Nederland en zelfs in Duitsland.”

Wapenschild van de gemeente Cerfontaine in de Belgische provincie Namen tegen de grens met de provincie Henegouwen. De gemeente telt nu bijna 5000 inwoners. Het hert (le cerf) en de fontein vormen het hoofdmotief van het wapenschild.

Antjie Krog mag gerust zijn. Charneux is immers een dorp in de provincie Luik, nu behorend tot de gemeente Herve, en is amper een steenworp verwijderd van Soumagne, waar Biertrant Cherfontaine begraven ligt. André Lépine verwijst naar een nummer uit 1988 van het Bulletin des Amis du Musée de Cerfontaine (www.histoire-esm.eu). Daaruit blijkt dat “en 1983, Mme Susanna Jacoba Serfontein, romancière afrikaans de Kroonstad (Afrique du Sud), pilotée chez nous par M. Gerneke, professeur à l’Université de Prétoria” – “in 1983, Mevrouw Susanna Jacoba Serfontein, romanschrijfster in het Afrikaans uit Kroonstad, naar ons verwezen door M. Gerneke, professor aan de Universiteit van Pretoria” in België op zoek is geweest naar haar prille voorvader.

Ik sta versteld hoe de puzzel van de uitwijking van een persoon in de 17e–18e eeuw van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond in elkaar valt. En hoop dat, in de 21e eeuw, die massale uitwijkingen van het zuidelijk naar het noordelijk halfrond ook ooit tot geluk zullen leiden.

Terug naar de stad Péruwelz, waar Dot de draad met haar verleden opneemt bij het aanschouwen van de molen, het waterbekken met middenin het eilandje, het gras, het boompje. Zij voelt zich onmiddellijk thuis oog in oog met de oude molen van Cerfontaine. Zij voelt lijflijk (of indien het niet lijflijk is, dan toch op mystieke wijze) de aanwezigheid van haar voorvader uit de Zuidelijke Nederlanden.

Dimitri Kajdanski houdt van zijn stad Péruwelz, nabij de Franse grens, en ontrafelt er vele aspecten van de stadsgeschiedenis, zo relevant voor het hedendaagse cultuurbeleid, in het kader van de “Cercle des Deux Vernes”, die in 1996 is opgericht.

Dimitri Kajdanski (°1973) is als archeoloog en kunsthistoricus gefascineerd door de geschiedenis van Péruwelz, waarmee hij een innige band heeft. Met heel veel zin voor het detail leeft hij zich in in de brief van Dot. Hij bezorgde me een prentbriefkaart waarop “Le vieux moulin de Cerfontaine” staat afgebeeld. Ik schrok want het is alsof ik een schim zie van Dots voorvader, die onwennig staat voor de watermolen en van ongeduld popelt om een andere weg in het leven in te slaan. Het waterbekken rond de molen, dat Dot herkende over drie eeuwen heen, staat met prachtige, weemoedige lichtinval afgebeeld op een schilderij van omstreeks 1900 van Hélène Simon-Piret, dochter van de burgemeester van Namen en echtgenote van een rijke industrieel uit Péruwelz. Je kan het kletsend geluid van het opgeschepte water bijna horen op het schilderij. Dimitri Kajdanski spreekt met veel vuur over zijn stad en haar roemrijk verleden. De legende zegt dat jagers op het spoor kwamen van een hert (un cerf), dat ze het achtervolgden op moerassig land en doodden. Het hert viel voorover op de grond en plantte daar zijn gewei. Een bron borrelde op. Daar komt de naam Cerfontaine vandaan.

Le vieux moulin de Cerfontaine op een prentbriefkaart. De watermolen bevindt zich in de stad Péruwelz (met nu ruim 17000 inwoners) in de Belgische provincie Henegouwen. In de brief aan haar kinderen schrijft Dot: “Toen ik daar aankwam, was het eerste wat ik hoorde het ruisen van populieren. Ik duwde het houten hek open en kreeg overal kippenvel.”

De oude watermolen van Péruwelz op het schilderij “L’étang Soreau” van omstreeks 1900 door Hélène Simon-Piret (1864–1947)

De kring sluit zich. Biertrant Cherfontaine, un honnête homme, is overleden in 1644 in de Zuidelijke Nederlanden. Een eeuw later, in het midden van de 18e eeuw, wordt Willem Serventyn gedoopt aan de Kaap. Dat is precies wanneer Robert Jacob Gordon in de Noordelijke Nederlanden wordt geboren en het zou tot 1773 duren vooraleer deze ontdekkingsreiziger de eerste keer naar Zuid-Afrika gaat. De prilste voorouder van Antjie Krog langs moederskant is in Zuid-Afrika opgegroeid in de uiterst bewogen 18e eeuw, toen het centrale gezag zijn greep op de kolonie begon te verliezen. Gordon was hiervan een bevoorrecht waarnemer en de voorouder van Antjie Krog ongetwijfeld een man met een zwaar juk op zijn schouders.

Het verhaal van drie eeuwen begon met de mythische kracht van water. Met fonteinen. Met Cerfontaine. Met Serfontein. Het is het eeuwige verhaal van mensen die uitstijgen boven henzelf. De brief van de moeder van Antjie Krog aan haar kinderen verrast me. Hij verwart me ook, want misschien bestaat de waarheid niet, maar bestaan er vele waarheden en heeft elke waarheid het recht om te worden naverteld. Maar zeker weet ik dat die schim aan de oude watermolen van Péruwelz de hand van Antjie Krog heeft vastgehouden toen zij Broze aarde. Een mis voor het universum schreef.

Met bijzonder veel dank aan André Lépine, Cerfontaine en Dimitri Kajdanski, Péruwelz voor hun bijdrage om het raadsel een beetje op te lossen en voor het bezorgen van afdrukken van het wapenschild, de prentbriefkaart en het schilderij.

Bronnen:

Antjie Krog, Broze aarde. Een mis voor het universum. Amsterdam, Uitgeverij Podium, 2020.

Antjie Krog, Hoe alles hier verandert. Amsterdam, Uitgeverij Podium, 2018.

Luc Panhuysen, Een Nederlander in de wildernis. De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743–1795) in Zuid-Afrika. Amsterdam, Rijksmuseum en Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2011.

  • 2

Kommentaar

  • Reageer

    Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


     

    Top