Titel: 100 x Congo: Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen
Redactie: Els De Palmenaer
Uitgever: Antwerpen, MAS/BAI Books, 2020, 301 blz. – verscheen eveneens in een Franse editie
ISBN: 9789085868101
Het MAS, het Antwerpse Museum aan de Stroom, is een eigentijds museum. Het opende zijn deuren in 2011. Het is een architecturaal waagstuk, tien verdiepingen hoog, gehuld in een mantel van dieprode gevelstenen en gegolfde glaspartijen. Het bruist van het leven van Antwerpen in de wereld en van de wereld in Antwerpen, een superdiverse kosmos van meer dan 170 nationaliteiten en van meer inwoners mét dan zonder migratieachtergrond.
Op elke verdieping wacht de bezoeker een nieuw verhaal over de stad, de stroom: de Schelde, de haven, de wereld. De tentoonstelling 100 x Congo belicht de band tussen Afrika en Antwerpen vanaf de 16e eeuw, toen de eerste handelsrelaties werden aangeknoopt, en loopt via de kolonisatie in de 19e eeuw en de uitroeping van de onafhankelijkheid in 1960 door tot vandaag. Het verhaal is buitengewoon complex, maar door te focussen op 100 blikvangers uit een weldadige collectie van Congolese kunst- en gebruiksvoorwerpen slaagt de tentoonstelling erin het complexe verhaal overzichtelijk, beklijvend en ontroerend te maken.
Tegen het einde van de 15e eeuw, 150 jaar voordat Jan van Riebeeck opdook aan de Tafelbaai, gingen de eerste Portugese karvelen voor anker aan de monding van de Congo-stroom in de Atlantische Oceaan. Zij hadden een bescheiden vracht van diplomatieke geschenken, linnen en hosties bij zich, maar wilden vooral goud, ivoor, suiker en zwarte slaven meenemen; een kostbare vracht die vanaf de 16e eeuw druk werd verhandeld op de Europese en Zuid-Amerikaanse markten. In die 16e eeuw trad in het noordelijk halfrond Antwerpen als maritiem handelscentrum met mondiale vertakkingen op de voorgrond. De stad beleefde haar Gouden Eeuw. Portugese en Spaanse kooplieden vestigden er zich. De specerijenhandel vierde er hoogtij.
De slavenhandel was vooral in handen van Swahili-sprekende handelaren uit Oost-Afrika, maar had een enorme impact in Centraal-Afrika en via de westkust in de hele westerse wereld. Vanaf de 16e eeuw investeerde de Antwerpse commerciële elite sterk in suikerrietplantages op de Canarische eilanden, Madeira en later in Brazilië, met Afrikaanse slaven als voornaamste arbeidskrachten. In Antwerpen zelf bestond er officieel geen slavernij, hoewel het hebben van een huisslaaf oogluikend werd toegestaan. Zo vluchtte een tot slaaf gemaakte Afrikaan in 1532 weg van zijn eigenaar, de Portugese handelsvertegenwoordiger in Antwerpen. De eigenaar wilde hem laten arresteren, maar de overheid oordeelde dat slavernij niet bekend was en wees het verzoek af.
Na de Conferentie van Berlijn in 1885, waar de Europese mogendheden het Afrikaans continent verdeelden en koloniseerden, kwam een groot deel van Centraal-Afrika in handen van Leopold II, de tweede koning van België. Hij werd er 23 jaar lang privé-eigenaar en soeverein van wat Congo-Vrijstaat werd genoemd, een gebied tachtig maal groter dan zijn koninkrijk aan de Noordzee, maar heeft er nooit voet aan wal gezet. Omdat er rond de eeuwwisseling in Europa heftig protest ontstond tegen het schrikbewind van de koning die handen liet afhakken, tomeloos rubber liet winnen en de plaatselijke gemeenschappen totaal ontwrichtte, werd Congo-Vrijstaat in 1908 uit voorzorg overgedragen aan de Belgische staat. Er volgde een periode van 52 jaar koloniaal bestuur van wat Belgisch-Congo werd genoemd. In 1960 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen en ontstond de Republiek Congo. Na de staatsgreep die Mobutu pleegde in 1965 kreeg het land een nieuwe naam: Zaïre. In 1997, toen vader Kabila Mobutu van de troon stootte, kreeg het de naam Democratische Republiek Congo mee.
De geschiedenis zo samenvatten als ik net heb gedaan, zo grof en ongenuanceerd, houdt natuurlijk geen steek. Indien je je bezoek aan de tentoonstelling grondig wil voorbereiden, doe je er goed aan om vooraf Congo: Een geschiedenis van David Van Reybrouck te lezen. Het is een monument uit de Nederlandstalige non-fictieliteratuur, de perfecte harmonie tussen geschiedenis en journalistiek. Het kwam uit in 2010. In het Nederlands is het nu aan zijn 41e druk toe; ondertussen is het vertaald in een dozijn talen. Hoe microscopisch secuur de auteur wel is geweest in zijn navorsingswerk, blijkt uit de wetenswaardigheden die hij tevoorschijn tovert over de betrokkenheid van Zuid-Afrika. Ik geef enkele voorbeelden.
Eén voorbeeld uit de periode van Congo-Vrijstaat. Leopold II wilde ook meester zijn van Katanga en haastte zich om Cecil Rhodes voor te zijn die ook naar het gebied aan het doorstoten was. De Britse imperialist, die qua megalomanie niet hoefde onder te doen voor de Belgische koning, probeerde immers de Britse koloniale bezittingen in Afrika te laten aansluiten from Cape to Cairo.
Een ander voorbeeld uit de periode van Belgisch Congo. Vanaf 1910 was er een ononderbroken spoorverbinding tussen Kaapstad en Katanga. In Katanga schoot in de omgeving van een kopermijn een nieuw stadje uit de grond, Elisabethville, dat van meet af aan meer Zuid-Afrikaans dan Congolees was. De rechte lanen, met bomen omzoomd, deden denken aan Pretoria; de knusse, witte gevels leken wel Kaaps.
Ook nog een voorbeeld uit 1997, toen de dictatuur van Mobutu ten einde liep. Op 4 mei had Mandela op een Zuid-Afrikaans marineschip in de haven Pointe-Noire (Congo-Brazzaville) Mobutu en Kabila bijeengeroepen voor vredesbesprekingen, die uiteindelijk op niets uitdraaiden. Mandela had urenlang op Kabila moeten wachten, wat de immer minzame man een zeldzame keer razend had gemaakt.
De Afrikaverzameling van het MAS telt nu zo’n 15 000 objecten. Het zwaartepunt ervan, ruim één derde, is afkomstig uit Congo. De verzameling omvat krachtbeelden, gelaatsmaskers, ivoren kleinoden, houten sculpturen, machtsattributen, scepters, ceremoniële bijlen, bekers, pijpen, sierkammen, weefsels, kruisbeelden, schilderijen, foto’s, films, kaarten, affiches, e.a. De Wereldtentoonstellingen van 1885 en 1894 in Antwerpen promootten het koloniaal project van Leopold II op sensationele wijze. Duizenden bezoekers genoten van het koloniaal paviljoen en de mensentuin (later de human zoo genoemd) waarin Congolezen te kijk werden gezet: in 1885 waren ze nog maar met twaalf, maar in 1894 al met 144 die in Antwerpen voor een massa nieuwsgierigen het leven uitbeeldden van naturels in een minutieus nagebootst Congolees dorp. De talloze objecten die het decor vormden van de reality show zijn echter niet terechtgekomen in een Antwerps museum.
Het heeft geduurd tot 1920 vooraleer het Antwerps Museum van Oudheden, vroege voorganger van het MAS, de eerste Centraal-Afrikaanse kunstobjecten verwierf. De uitbreiding van de collectie gebeurde met een aankoop van 1600 Congolese kunstvoorwerpen bij Henri Pareyn (1869-1928), een in Antwerpen gevestigde verzamelaar, importeur en kunsthandelaar. Hij schuimde de Scheldekaden af telkens als er Congo-pakketboten volgeladen terugkeerden. Eerst deed hij dat met paard en kar en later met een sierlijke automobiel. In 1920 werd de collectie nog eens verrijkt, ditmaal met een belangrijke gift van Louis Franck (1868-1937). Tijdens zijn ambt als Minister van Koloniën had hij dat jaar een maandenlange inspectiereis in Belgisch-Congo gemaakt en was hij teruggekeerd met enkele kisten volgepropt met plaatselijke kunst- en gebruiksvoorwerpen, wapens, ivoorsnijwerk, aardewerk en twee krachtbeelden. In 1914 had hij al een eerste reis naar Afrika gemaakt, die in Zuid-Afrika begon. Hij had er voor enthousiaste Afrikaners redevoeringen gegeven over de Vlaamse taalstrijd in België en was er persoonlijk te gast geweest bij uitdenkers van de latere apartheid. Maar hij diende zijn reis voortijdig af te sluiten want de oorlog begon.
Uit de unieke Afrika-collectie van het MAS, uitgebreid met enkele bruiklenen, zijn 100 blikvangers gekozen die de bezoekers stil maken omdat ieder kunstwerk een kloppend hart heeft, maar tegelijkertijd tegen de schenen schopt omdat er treurnis in schuilgaat over aangedaan onrecht. Aan dat dubbel gevoel ontkom je als bezoeker niet. Dat gevoel opwekken is de uitzonderlijke kracht van de tentoonstelling.
Ruimtelijk gezien werkt de gestroomlijnde opstelling van de kunstwerken in de museumzaal op de derde verdieping dat gevoel nog in de hand. Aan de wanden ontdek je facetten van de prekoloniale geschiedenis en vroege contacten tussen Afrika en Europa. Hoe brengen Antwerpse kunstenaars vanaf de 16e eeuw Afrikanen in beeld? Wat is vanaf het bewind van Leopold II de beeldvorming over Congolezen? Daarna komt de Belgische kolonisatie van Congo aan bod. In de binnenruimte van de museumzaal staan de 100 blikvangers in sobere eenvoud opgesteld. Deze gidsen je door de rijkdom en diversiteit van kunstobjecten en artefacten van zo’n twintig volken uit de huidige Democratische Republiek Congo. Doordat de kunstwerken scherp worden belicht, is het alsof ze delen van de ruimte voor zich opeisen, telkens met een eigen verhaal, maar met een totaalbeleving als wonderlijk resultaat.
100 x Congo: Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen, onder redactie van Els De Palmenaer, is een fraai uitgegeven boek, rijkelijk gedocumenteerd en geïllustreerd, dat je intens doet luisteren naar de stemmen van het museum en van de tentoonstelling die je er hebt bezocht. Die stemmen zijn luid en laten je niet los, ook niet de stem van Rob Jacobs van het Belgisch-Congolese filmcollectief Faire-Part, die zijn favoriet object in een videoclip becommentarieert. Er spreekt poëzie uit. Het is erg klein. Het is een fijn bewerkt ivoren armpje met opgestoken vuist. In zijn fijnheid drukt het broosheid uit, want tegen teveel onrecht is een mens niet opgewassen, maar het drukt ook een overweldigende, haast revolutionaire kracht uit om de dingen te veranderen, te verbeteren. Ja, een opgericht armpje van maar 15 cm hoog is zijn oogappel te midden van grote, angstaanjagende voorouderbeelden.
Ivoren hanger, Kongo (Republiek Congo/Democratische Republiek Congo/Angola), 19e-20e eeuw (?) – MAS-collectie
De laatste tijd wordt er in het publieke discours veel gesproken over restitutie, dit is de teruggave van bijvoorbeeld roofkunst. In zekere zin is restitutie het tegenovergestelde van culturele toe-eigening. Maar die begrippen blijven erg vaag. Het blijft vaak alleen bij goede bedoelingen. Het Antwerps Museum aan de Stroom gaat verder. De spraakmakende tentoonstelling 100 x Congo, het gelijknamige boek, de bezoekersgids, de flankerende educatieve activiteiten doorbreken de stilte rond de aartsmoeilijke, ethische discussies over restitutie en culturele toe-eigening. Zij doorbreken niet alleen de stilte maar creëren ook een praktijk van verdere dekolonisering op die terreinen waar de weg nog niet helemaal is afgelegd.
- De tentoonstelling blijft nog open tot 13 september 2021 – bezoekersinformatie: https://www.mas.be/nl/100xCongo
Podcasts gerealiseerd door Baudouin Mena en Alexi De Greef in samenwerking met het MAS – muziek door Sam Renascent:
Verdiepend lees- en kijkmateriaal:
- David Van Reybrouck, Congo: Een geschiedenis. Amsterdam, De Bezige Bij, 2019, 41e druk, 680 blz.
- Nadia Nsayi, Dochter van de dekolonisatie. Antwerpen, EPO, 2020, 3e druk, 221 blz.
- Paul Van Damme, Wit-zwart in zwart-wit. Gent, Borgerhoff & Lamberigts, 2020, 199 blz.
- Mathias Siems, The law and ethics of ‘cultural appropriation, in: International Journal of Law in Context, 15 (4), 2019, 408-423.
Kommentaar
100 Congo – 'n Wandeling deur die MAS – 'n bydrae deur Herman Meulemans
Wat 'n boeiende verhaal – aangebied deur 'n outeur en kommentator in uiters boeiende teks en taal, in fassinerende klank en beeld. So word die tentoonstelling en die tersprake uitstalware hier deur Herman Meulemans vir die afstandsbesoeker voorgesit en opgedis. Meulemans openbaar hom nogeens – vergelyk sy vorige bydraes in LitNet en NeerlandiNet – as 'n behendige taalakrobaat en gesoute woordkunstenaar wat 'n mens telkens met sy temas en sy kommentare aan die hart gryp. Dit is wel spyt dat 'n mens – soos ek en menige ontneemdes – nie hierdie keer in lewende lywe die MAS vir hierdie uitstalling kan besoek nie – vir my, gegewe die afstand tussen Bloemfontein en Antwerpen. Tog het ek en my vrou etlike jare gelede – kort na die opening van die MAS in 2011 – hierdie indrukwekkende, veel gevarieërde MAS (Museum aan de Stroom) fisies besoek en belewe, en boonop vir die grootste deel van 'n dag tussen die verdiepings beweeg. Dít nogal danksy die tickets (toegangskaartjies) wat die einste Herman vir ons geskenk het. Herman Meulemans – die altyd trotse en lojale promotor van Antwerpen en die Antwerpse kuns en kultuurskatte – om wille die skatte self. In die MAS vind die besoeker inderdaad “een super diverse kosmos van meer dan 170 nationaliteite” onder een dak op 'n tiental verdiepings byeengebring; dit is meer as 15 000 objekte waarvan ruim een-derde uit die Kongo afkomstig is, insluitende gesigmaskers, sierkamme, ivoorkleinode, houtbeelde, bekers, byle, foto’s, skilderye, films, ensomeer.
Maar, vir nou is die fokus eintlik slegs op 'n fraksie van wat die MAS in werklikheid aan bod bring – dit is slegs 'n bepaalde, fyn ingestelde fokus, naamlik 100 Kongo – meer spesifiek “100 blikvangers uit een weldadige collective van Congolese kunst- en gebruiksvoorwerpen” waardeur 'n komplekse verhaal “oversichtelijk, beklijvend en ontroerend” gemaak word – met klem op die kuns van die Kongo in vroeër tye. Dit is ook die fokus op wat Herman Meulemans in sy bydrae aanbied: 'n refleksie oor daardie fraksie van die tentoonstelling.
Ek onthou nog met ons terplaatse besoek hoeveel kontinente en lande se kunswerke, artefakte, gebruiksartikels, kultuurgoedere en beelde daar uitgestal word. Dit neem 'n mens op reis deur eeue van kultuur en kuns – met fokus op die verlede van lande en mense wat nie altyd voorop in die toneel staan nie – en wat dikwels aan die agterspeen van voorregte en bevoorregting suig. Sover dit hierdie spesifieke en spesialisuitstalling betref, bring Meulemans dit wat uitgestal word vir ons in 'n formaat wat aangryp: dit is lewendig en woordryk, beeldryk en klankryk; hy haal van die mees treffende kunswerke uit die galery, toon dit in fotobeeld en deel ook die insigte van die organiseerders in gesprek.
Herman Meulemans se bydrae in hierdie artikel is egter nie eng en alleen op die materiaal wat uitgestal word toegespits nie. Hy belig en beklemtoon ander belangrike dimensies en plaas daardeur die uitstalling ook in veel breër perspektief: hy gee, in kort, vir die leser 'n uitleg van die geskiedenis en kultuurkonteks waarin hierdie kuns sy oorspronge het – die motivering daarvoor en die ‘regverdiging’ daarvan. Daaronder word kortliks na die geskiedenis van die Kongo gekyk; ook plaas die skrywer spesifiek daardie tydsgreep in die Kongo se geskiedenis wat as die “Belgiese Kongo” bekend staan in perspektief – sonder om oormatig met daardie betrokkenheid en vergrype op hol te gaan. Die fokus bly op die kuns van daardie tyd.
Meulemans gee ook kripties aandag aan die belangrike gebeure op die wêreldtoneel van daardie tyd: wêreldhandel, kolonialisering, slawehandel en slawerny, met die Kongo as 'n bron van slawe en die nalatenskap daarvan vir die Kongo. Hy wys daarop dat die Belgiese koning, Leopoldt II, letterlik die privaateienaar van 'n groot deel van Sentraal-Afrika was, en dat hy die Belgiese Kongo eers in 1908 afgegee het. Dan trek Meulemans ook etlike parallelle tussen die Belgiese Kongo en Suid-Afrika; onder andere in sy verwysings na imperialisme, onderskeidelik in die Belgiese en die Suid-Afrikaanse kontekste. Soos België het Suid-Afrika ook sy eie geskiedenis van imperialisme gehad. Dit maak natuurlik hierdie bydrae van Meulemans juis vir my as Suid-Afrikaner nog lewendiger, konkreter en meer relevant. Hy tref 'n soort vergelyking tussen Leopold II (lees Belgiese imperialis) en Suid-Afrika se “veel gehate” Cecil John Rhodes (lees Engelse imperialis). Vir die Kongo was die België van destyds – soos vergestalt in en deur Leopold II en sy Britse meeloper, Stanley, en die super-rubber-vrate. Tog word die sagter, mooier kante van die Kongo-België-relasies ook gevoelvol in die treffende skildery van die swart man ('n Kongolees?) deur die gevierde Vlaamse skilder Peter Paul Ruebens verbeeld: uit vier gesigshoeke, met vier gesigsuitdrukkings, en boweal inderdaad as 'n mens voorgestel. Vir Suid-Afrika was dit (nogmaals) Brittanje en die imperialisme wat ons land in sy eertydse geskiedenis geteister het – soos verpersoonlik in en deur Cecil John Rhodes en sy super-imperialistiese goud-en-diamanthonger meelopers. Ook verwys Meulemans na Nelson Mandela se pogings in 1997 om vredesamesprekings tussen Mobutu en Kabila in die Kongo te fasiliteer – wat in elk geval op mislukking uitgeloop het.
Herman bring natuurlik ook 'n ander parallel te berde: die slawehandel en slawerny waarvan beide lande hul eie geskiedenis van slawehandel en slawerny gehad het. Interessantheidshalwe, nêrens het ek egter in die beskikbare literatuur 'n verwysing gekry dat die Kongo as 'n bron of bakermat van “ons slawe” in Suid-Afrika was nie. Slawe uit Afrika in die destydse Suid-Afrika was veral uit Angola, Mosambiek en Madagaskar afkomstig; origens was die hoofbronne van slawe na dié lande uit Maleisië en Indië afkomstig. In vele opsigte was hierdie slawe-invoer natuurlik ook 'n welkome bron om die destydse ‘nypende tekort’ aan vroue van Westerse oorsprong in geledere van die Britse en Europese koloniste, veral die pioniers van Nederlandse oorsprong, aan te vul. Natuurlik met aansienlike bloedvermenging – iets wat later naarstiglik deur die raspuriste ontken en wetties bestry is.
Om op te som, die essensie, omvang, bestek en ook die doel van hierdie tentoonstelling in Antwerpen – 100 x Congo – een eeuw Congolese kunst in Antwerpen – word kernagtig in die volgende twee sinne saamgevat: “Uit de unieke Afrika-collectie van het MAS, uitgebreid met enkele bruiklenen, zijn 100 blikvangers gekozen die de bezoekers stil maken omdat ieder kunstwerk een kloppend hart heeft, maar tegelijkertijd tegen de schenen schopt omdat er treurnis in schuilgaat over aangedaan onrecht. Aan dat dubbel gevoel ontkom je als bezoeker niet. Dat gevoel opwekken is de uitzonderlijke kracht van de tentoonstelling.”
Alles in ag genome, laat Herman Meulemans se bydrae oor die MAS se tentoonstelling, met fokus op die 100-stuk uitgesoekte versameling van kunsstukke – tesame met sy gepaardgaande geskiedkundige perspektiefstelling – beide die aanskouer én die leser nogal ernstig nadink oor vele dinge wat ons – seker almal van ons – as vanselfsprekend aanvaar, sowel die goeie as die nie-so-goeie, selfs die slegte.
Ten slotte: Veels geluk aan die MAS en sy skeppende organiseerders vir hierdie prag-event – dit is werklik fenomenaal, en so ook die multifokale wyse waarop dié uitstalling dit vir belangstellende besoekers-in-die-gees hierbuite – dit is vir die op-afstand-besigtigers en die in-verbeelding-aanskouers – moontlik gemaak het om deel daarin te hê.
Ook veels geluk aan my Vlaamse vriend en kollega, Herman Meulemans, vir sy altyd vars en wyer perspektiewe op aktuele sake en gebeure van belang.
Dingie van Rensburg, Bloemfontein