Lelystad als metafoor

  • 0

Joris van Casteren: Lelystad.
Amsterdam: Prometheus, 2008
ISBN: 978 90 446 1217 2
Prijs: € 17,95
336 pagina's

Als Nederland een gootsteen zou zijn, dan is Lelystad het afvoerputje. Verveling, vandalisme, criminaliteit, echtscheidingen, drank, drugs, slaapmiddelen en antidepressiva. Alles wat Lelystad niet moet hebben, heeft het. De stad moest een hommage worden aan de man die het land droog-legde, Cornelis Lely. De droom veranderde in een nachtmerrie, schrijft Joris van Casteren in zijn boek Lelystad. Hij vermengt de geschiedenis van de 35 jaar oude stad met zijn eigen levens-geschiedenis. Lelystad en Van Casteren delen zeventien jaar.

Joris van Casteren vertelt een interessant verhaal. Zijn persoonlijke geschiedenis spreekt boekdelen en zorgt voor vaart in het verhaal. Nauwelijks een jaar oud is de jonge Joris als hij met zijn ouders in Lelystad komt wonen. Zijn vader heeft een baan gekregen als hoofdonderwijzer op een lagere school in de stad. Joris verlaat Lelystad in de herfst van 1994, omdat hij een kamer heeft gevonden in Utrecht, waar hij journalistiek is gaan studeren.

De algemene geschiedenis van Lelystad bevat een cynische ondertoon. Dit leidt soms tot irritatie. Lelystad is mislukt, de stad en de droom veranderen in een nachtmerrie, is Van Casterens stellige overtuiging. De jeugd die in de stad opgroeit, is verpest. De verveling slaat toe. Drank, drugs en pillen worden in Lelystad explosief vaak genuttigd en de stad kent het hoogste echtscheidings-percentage van Nederland. Iedereen is er diep ongelukkig, behalve die paar idealisten zoals Joris' vader. Zijn vader bouwt een heuse carrière op en wordt zelfs hoofd van een afdeling op het stadhuis van Lelystad.

Van Casteren staat stilistisch wel zijn mannetje. Zwartgallig en halfmelancholisch bekijkt hij zijn eigen jeugd in Lelystad. Al die idealisten om hem heen hebben alleen maar oog voor hun ideaal, maar zien de dagelijkse realiteit niet. Wat begint als vandalisme, krijgt snel criminele trekjes. Ook Joris ontkomt niet aan de greep van de criminaliteit. Hij ontpopt zich als de graffitikunstenaar Pourqoui en bespuit ieder leeg stukje beton. Ook crost hij in de nachtelijke uren zonder rijbewijs over de busbanen van Lelystad. Of hij verkoopt in het geniep buksen die hij samen met een vriend in Antwerpen heeft gekocht.

Hij beschrijft zijn eigen verhaal met een groot observatievermogen, met details die soms te langdradig zijn, maar er zijn ook vermakelijke beschrijvingen, zoals wanneer hij zijn leraren bespreekt van de havo:

Schuin tegenover het lokaal van Kalk bevond zich het aardrijkskundelokaal van Cees van Vliet die kampte met dementieverschijnselen. Tijdens een van zijn lessen wees Cees van Vliet ons rivieren, gebergtes en steden aan op een landkaart die ondersteboven hing. (201)

Wat een wonder dat de schrijver in al deze misère op zijn pootjes terechtkomt. De omstandigheden in het Lelystad van de jaren ‘80 zijn er zeker niet naar, wil Van Casteren de lezer aan het verstand brengen. Twintig procent van de inwoners is werkloos, een kwart van de inwoners heeft een uit-kering. Mensen die vanwege hun problematiek Almere niet binnenkwamen, werden naar Lelystad gehaald, omdat niemand er wilde wonen. In deze tijd ontspoort de stad volledig, schrijft Van Casteren. Er wordt gemoord, iedere week is er brand en er komen bordelen. In het winkelcentrum breken rellen uit, klinkers worden uit de straat getrokken. De ME moet zelfs uitrukken in het verderfelijke Lelystad.

Alsof dat in de rest van Nederland niet gebeurt in de jaren ‘80. Van Casteren verwijst graag naar een andere idealist en schrijver: Frederik van Eeden. Hij vergelijkt Lelystad dikwijls met het boek De kleine Johannes. Aanvankelijk gelooft hij dat de toekomststad die Johannes ziet liggen, Lelystad is. Er is geen vuil, geen armoede en er zijn geen fabrieken met rokende schoorstenen. Maar later, concludeert Van Casteren dat Johannes helemaal niet goed gekeken heeft, toen hij over de rand van het luchtschip naar beneden keek. De ‘doodse lelijkheid' en ‘eentonige naargeestigheid' van Lelystad kon Frederik van Eeden gewoon niet gedroomd hebben.

Deze conclusie volgt vrijwel direct nadat Van Casteren vandalisme en criminaliteit verruild voor de literatuur en de poëzie. Hier past Lelystad niet meer in, vindt hij. De metafoor en symboliek zijn hier niet:

Die avond ontdekte ik wat een metafoor was. In Lelystad waren de dingen zoals ze waren. Een brievenbus was een brievenbus, een parkeerplaats een parkeerplaats. Bomen leken niet op kromgegroeide gestalten, ze waren netjes aangeplant. Niets leek ergens anders op, alles leek op zichzelf. Lelystad was een serum tegen de verbeelding.

In Lelystad bestond geen symboliek. Nergens zag je een versierde gevelpartij, een ionische zuil of een barokke timpaan. Geen gebouw of object verbeeldde iets. Er was niets wat verwees naar de gewonnen strijd tegen het water.

Lelystad was gemaakt door praktische mensen die niets aan het toeval wilden overlaten. Elke mogelijke aanzet tot chaos was bij voorbaat beteugeld. In Lelystad bestonden geen onverwachte vormen die associaties opriepen. Het enige wat de agrarische ingenieurs van de Rijksdienst niet hadden kunnen beteugelen, waren de hallucinerende wolkenpartijen die in hoge snelheid over de stad werden geblazen. (184)

Misschien wel de grootste ontnuchtering van het boek. De verbeelding vindt Van Casteren niet in Lelystad. Hij zoekt hem, probeert te verdwijnen in verdovende middelen, verandert in een punker, maar het is er niet. Alle symboliek trekt aan hem voorbij zoals de wolken over de stad worden geblazen. Geen wonder dat iedereen aan de prozac en de drank zit.

De man die helemaal in dit rijtje past, is zijn vader. Hij leeft een zeer ordelijk leven, alles draait om de regelmaat en de planning. Zo vertelt een boekhoudprogramma op zijn computer hem wanneer hij zijn oude auto kan inruilen voor een nieuwe en houdt een speciaal programma bij wanneer zijn plantjes water moeten hebben en hoeveel water ze dan moeten krijgen. Het is deze bestrijding van de chaos waar Van Casteren zo'n hekel aan heeft.

Het tweede deel van het boek is daarmee overbodig. Vijftien jaar na dato keert Van Casteren terug naar de plek waar hij vrijwel zijn hele jeugd en opvoeding doormaakte. Hij bezoekt zijn moeder, zijn vader, zijn vrienden en alle mensen uit het verhaal van het eerste deel.

Van Casteren zoekt in dit deel voortdurend naar een koppeling met het eerder vertelde. Zo verwijst hij krampachtig naar Van Eeden als hij per spoor bij Muiderberg de brug overgaat naar Flevoland. 'Ik keek naar de grillige rand van het oude land, die verdween in de richting van Huizen. Frederik van Eeden had daar vaak gewandeld.' Het is overduidelijk een bruggetje naar de mislukte sociale projecten van Walden en Amerika, die Van Eeden was begonnen. Voor mij was de eerdere conclusie dat Lelystad niet de toekomststad van Van Eeden was, genoeg.

De vraag die Lelystad bij mij oproept, is of het aan Lelystad ligt, of dat het gewoon de tijdsgeest is. De geschiedenis van Lelystad staat symbool van de geschiedenis van Nederland vanaf de zestiger jaren tot aan het millennium. Het schetst de rellen, het oproer, de ontnuchtering, de ontreddering, het verdriet, de eenzaamheid en al het andere waar de hedendaagse Nederlander aan lijdt. Drank, drugs en antidepressiva worden niet alleen in Lelystad gebruikt, maar ook in Nieuwegein, Almelo, Leiden, Veenendaal, Utrecht en Oss.

Dat de betonnen nieuwbouwwijk hiervoor een metafoor is, staat na het lezen van Lelystad buiten kijf. Daarvoor is Lelystad te mistroostig en te gemaakt. Daarvoor waren de idealen te groot en is de realiteit te hard.

Ondersteun deur die Van Ewijck-stigting

 

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top