Miserere mei, Deus…

  • 0

‘Dag Henk. Koos is dood. Het was vreselijk. Ben volgende week terug. Bel je.’

Als op de dag van gisteren herinner ik me de woorden die ik op het terras van de Mixer in Melville schreef aan Henk Figee, de uitgever van Koos Prinsloo. Een half jaar later stond ik weer aan een baar, deze keer werd goeie, dierbare Henk begraven, overleden aan een hersenbloeding, nog maar half in de veertig. Het was een zwaar jaar, 1994.

Twee jaar tevoren was Koos voor het eerst op de uitgeverij in Amsterdam. Henk nodigde mij ook uit om kennis te maken en om gezamenlijk, met nog een paar mensen, bij Tantjil en de Tijger te gaan eten. Ik was wat gespannen. Wat voor een type zou die jonge schrijver zijn, die zo on-Zuid-Afrikaans vrijmoedig, onbeschroomd, gedetailleerd, pornoloos, als was het een handleiding voor jonge pas-uit-de-kast-gekomen homo’s, verhalen schreef met een flinke dosis seks, maar ook met een scherp oog voor zijn object? Was het een brutale rakker? Een zelfverzekerd arrogant verbeten ventje?

Niets van dat alles. Het was een vriendelijke, knappe, modieus (tikkeltje decadent) geklede jongeman, duidelijk ook een beetje gespannen. Hij moest immers maar afwachten hoe zo’n onbekende Nederlandse middelbare mevrouw aankeek tegen zijn gedurfde werk, en ze kon natuurlijk ook wel eens heel vervelende vragen gaan stellen. Maar eenmaal bij Tantjil zei Henk met een weids armgebaar tegen de serveerster: ‘Zet maar eens wat op tafel’, en toen was van alle kanten het ijs gebroken. Het werd een gezellige avond en er werden afspraken gemaakt om over zijn werk te praten en te schrijven. Dat hebben we uitvoerig gedaan.

Nu, na zoveel jaren, heb ik zijn werk opnieuw gelezen. Het ontroerde me diep. Weer valt het me op hoe kwetsbaar hij in wezen was, hoe dikwijls hij zich beledigd voelde en hoe hij zijn talent gebruikte om die kwetsbaarheid te overwinnen. Want bang was hij niet. Hij durfde zijn lezers te provoceren met uitvoerige beschrijvingen van neukende mannen. Ik zag de verontwaardiging al voor me. (Vroeg niet ooit een leesclub-mevrouw mij hoe ik zo’n ‘vieslike goed’ wilde en kon vertalen?) En stiekem had ik een beetje leedvermaak bij de bijna achteloze mededeling waarmee hij een passage besluit, namelijk dat deze scène afkomstig is uit The Sexual Outlaw van John Recky. Niks Prinsloo dus.

Natuurlijk heeft hij mensen beledigd, vooral in zijn laatste bundel Weifeling, maar ik heb toch sterk de indruk dat het hier op een veel mildere, humoristischer wijze gebeurt. Het was een laatste afrekening met het leven. Nu kon hij zich overgeven aan die ene taak die hem nog wachtte: dood gaan.

En toen ik dan aan zijn sterfbed zat en de nacht langzaam zag verkleuren terwijl de agressieve geluiden van Hillbrow, door hem zo treffend beschreven, door het open raam binnendrongen moest ik sterk denken aan zijn laatste verhaal: "Die Storie van ’n Slapelose Man". De therapeut, de slapeloze man, leest Cioran en luistert naar Gesualdo, de zondaar. Hij zoekt een zinsnede om zich aan vast te houden en vindt die in ‘destroying ourselves’. Maar ook in Gesualdo’s madrigaal: ‘Miserere mei, Deus…’ , God, heb medelijden met mij…

Waarmee alles is gezegd.

 

 

<< Terug na Koos Prinsloo Miniseminaar <<

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top