Lofrede: 'Krotoa/Eva- penning' voor Riet de Jong-Goossens

  • 0

Tijdens de jaarvergadering van de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging op 21 april, werd de Van Riebeeck-penning uitgereikt aan Riet de Jong-Goossens, de vertaalster die door veel Afrikaanse schrijvers wel hun 'tweede stem' wordt genoemd. Ena Jansen, hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, sprak de laudatio uit.

Die voorsitter van die NZAV sal oor enkele minute die Van Riebeeck-erepenning oorhandig aan die vertaler mevrou Riet de Jong-Goossens, van geboorte ’n Zeeuwse, maar ondertussen ’n halwe Suid-Afrikaanse. In ieder geval is sy die beste, die mooiste en mees betrokke vertaler wat enige taal se letterkunde maar sou kan begeer. Vandag ontvang Riet de Jong die grootste erkenning wat binne die omgewing van die Zuid-Afrika Huis bestaan as blyk van erkenning en waardering vir uitstekende en langdurige werk wat op die snypunt van die Suid-Afrikaanse en Nederlandse kultuur gedoen word. Die NZAV eer Riet de Jong vir die voortreflike wyse waarop sy nou al meer as twintig jaar die Afrikaanse letterkunde hier in Nederland beskikbaar stel aan ’n wye leserspubliek. Bowendien speel Riet de Jong sedert Januarie 2007 ´n belangrike rol in die redaksie van die NZAV-maandblad. Elke maand stel sy ’n nuwe boek bekend met tegelykertyd ’n kort proefvertaling daarvan.

Riet, dat dit uiters tereg is dat die NZAV jou met hulle Van Riebeeck-penning eer, wil ek tydens die volgende paar minute duidelik maak. Bowendien wil ek verduidelik waarom dit vir my persoonlik so ’n eer is om hierdie lofrede te mag uitspreek. Soos ons maar doen, sal ek soms Afrikaans en soms Nederlands praat.

Eerste ontmoeting

Mijn waardering voor het vertaalwerk van Riet de Jong-Goossens berust mede op persoonlijke ervaring van haar en met haar werkwijze. Toen ik haar ontmoette woonde ik nog in Melville in Johannesburg. Zeer vroeg in de ochtend op 24 september 1992 stonden Riet en haar dochter Godelief ineens voor me. Riet, ik ken je dus vanaf zo ongeveer het allereerste uur dat je voet op Zuid-Afrikaanse bodem hebt gezet. En nu al twintig jaar lang. Julle was deur die skrywer John Miles wie se roman Kroniek uit die doofpot jy toe aan die vertaal was, van Johannesburg se lughawe gehaal in sy Isuzu-bakkie. Agterop was julle kofffers en julle sou by my kom logeer. My kat Pieter-Karel het dadelik nadergestaan want hy het sekerlik aangevoel dat die noordelike halfrond se grootste katteliefhebster in ons midde was. Riet het hom dan ook met blye uitroepe van poes poes begroet. Gelukkig het die res van die bure wat nie daaraan gewoond was dat dié woord in ons nette straat opklink nie, nog geslaap. Ons eerste ontmoeting is dus gekenmerk deur een van die bekendste voorbeelde van spraakverwarring en –verleentheid wat tussen Afrikaans en Nederlands bestaan.

Samen met en afzonderlijk van John Miles heb ik Riet de Jong naar tal van de locaties in zijn roman begeleid. Tijdens dit bezoek leerde Riet ook Marlene van Niekerk kennen – een schrijfster wier werk Riet voor de grootste uitdagingen van haar vertalerscarrière zou stellen. Een volgend bezoek van Riet aan Zuid-Afrika had een treurige aanleiding. Weer logeerde zij bij me. Eén van de door haar vertaalde auteurs, Koos Prinsloo met wie zij een vrolijke vriendschap had in de tijd toen zij twee van zijn verhalenbundels vertaalde, had Aids en lag op sterven. Riet was vroeger verpleegster en kwam de vriendenkring van Koos met grote betrokkenheid en toewijding bijstaan tijdens de laatste fase van zijn leven. Riets grote betrokkenheid bij ‘haar’ auteurs is dan ook één van de meest kenmerkende facetten van haar persoonlijkheid en werk.

Mooier dan origineel

Nadat ik aan het eind van de jaren negentig in Amsterdam kwam wonen heeft Riet mijn boek Afstand en verbintenis. Elisabeth Eybers in Amsterdam (1995) geheel onbaatzuchtig in het Nederlands vertaald (1998). Eerstehands heb ik ervaren hoe nauwgezet zij op ieder woord let, hoe genereus zij zich ‘dienstbaar’ aan mijn tekst opstelde en tegelijkertijd creatief naar de beste oplossingen voor een Nederlands lezerspubliek zocht. Bovendien heb ik vaak ten behoeve van andere projecten met haar samengewerkt, onder andere enkele jare geleden nog voor de SAI-publicatie My ma se ma se ma se ma. Zuid-Afrikaanse families in verhalen en een speciaal nummer van De Gids over Afrikaner-herinneringsplekken. Onder grote druk heeft zij korte artikelen, essays, verhalen en ook gedichten telkens voortreffelijk vertaald. Ik weet daarom heel goed hoe betrokken en gefocust zij is, hoe snel zij kan werken, hoe inventief zij is, hoe vaak Afrikaanse schrijvers hun werk telkens met veel plezier teruglezen en als ‘mooier’ ervaren in de vertaling van Riet de Jong-Goossens.

In dit gezelschap is het vast overbodig, maar toch belangrijk te benadrukken dat er weliswaar qua woordenschat veel overeenkomst tussen Afrikaans en Nederlands bestaat, maar dat de twee talen zich op zeer verschillende manieren uit zeventiende-eeuws Nederlands hebben ontwikkeld, ieder een eigen weg is opgegaan en eeuwen lang reeds in totaal verschillende culturen en landschappen functioneren. Zuid-Afrikaanse auteurs zijn dan ook altijd bij het zien van Riets vertalingen van hun werk zeer onder de indruk van de grote idiomatische verschillen tussen het Nederlands en het Afrikaans en zij realiseren zich wel degelijk dat zij zonder tussenkomst van een vertaler, van specifiek Riet de Jong-Goossens, nóóit met hun Afrikaanse teksten een Nederlandse lezerspubliek zo adequaat en zo direct hadden kunnen bereikt.

Authenticiteit

Riet de Jong-Goossens is dan ook zeer terecht reeds voorheen vereerd voor haar bijzondere bijdrage aan de Afrikaanstalige letterkunde. In 1997 ontving zij in Oudtshoorn een speciale oorkonde van de ATKV, de Afrikaanse Taal- en Kultuurvereniging. 2010 was voor haar een kroonjaar toen de jury van het Prins Bernhardfonds bekend maakte dat Nederlands allerbelangrijkste vertalerstoekenning, de Martinus Nijhoffprijs, in maart 2011 aan haar zou worden uitgereikt in het Muziekgebouw.

Riet de Jong slaagt er telkens in om voor ieder van de meer dan vijftig zeer uiteenlopende teksten die zij de afgelopen jaren heeft vertaald het juiste register, de goede toon te treffen. Telkens verdiept zij zich eerst zeer gedegen in de wereld van het boek en maakt zich meester van de taal van de overeenstemmende wereld in het Nederlandse taalgebied. Roman- en verhalenschrijvers zoals – en ik noem slechts een paar van de bijkans twintig auteurs die zij heeft vertaald – AHM Scholtz, Dan Sleigh, Karel Schoeman, Jeanne Goosen, Etienne van Heerden, Koos Prinsloo, Ingrid Winterbach, Riana Scheepers, EKM Dido, Eben Venter, Anneli Botes en Marita van der Vyver zijn zeer verschillend van stijl, hanteren wijd uiteenlopende registers van het Afrikaans, en toch lukt het Riet telkens om de authenticiteit van ieders stem te treffen, om hun verhalen op de voet te volgen en prachtige Nederlandse teksten van deze boeken te maken. Met haar vertalingen van opvallend moeilijke teksten heeft Riet de Jong-Goossens telkens getoond dat zij tot een grote tekstgetrouwheid van zeer diverse teksten in staat is. Ik denk bijvoorbeeld aan haar vertaling van de orale vertelstijl van Vatmaar door Scholtz en van de verbale krachttoer van Winterbachs Die boek van toeval en toeverlaat over makers van een woordenboek. Telkens maakt Riet een studie van zowel de Nederlandse als de Zuid-Afrikaanse culturele werelden om bijvoorbeeld het gay jargon van homoseksuele personages (Prinsloo), de streekstaal van een afgelegen plattelands gebied, de terminologie van gebruiken aan de Kaap tijdens de zeventiende eeuw (Sleigh), de taal van ‘bergies’/ zwervers tegen Tafelberg (Dido), of personages uit de Boerenoorlog (Winterbach) adequaat over te kunnen brengen.

De moeilijkheidsgraad van Marlene van Niekerks Agaat overtreft echter alles. De jury van de Nijhoff-prijs heeft zich terecht vooral op de kwaliteit van De Jongs vertaling van dit boek toegespitst in haar motivering van de toekenning van de Nijhoff-prijs. Het is daarom dan ook zeer verblijdend dat Marlene van Niekerk ook vandaag in onze midden is. Nadat De Jong-Goossens eerder werk van Van Niekerk had vertaald – onder andere een groot gedeelte van het stadsboek Triomf (1994) met de platte doch briljante dialogen van de ordinaire Flodder-achtige personages – kreeg zij Agaat, een roman van meer dan 700 bladzijden, op haar bureau. Zoals velen van u weten is Agaat een archief van archaïsche taal, streekswoorden, oude rijmpjes en liedjes, is de tekst afwisselend lyrisch, boosaardig, cynisch, humoristisch, feitelijk exact, en tegelijkertijd contemporain. Om zo’n taalconstellatie in al zijn verscheidenheid terug te willen zien in vertaling lijkt welhaast onmogelijk, maar toch is het gelukt. De Jong-Goossens’ grote praktische ervaring met zeer verschillende registers van Afrikaans door de jaren heen heeft haar bij de vertaling van Agaat dan ook zeker enorm geholpen.

Krotoa-penning?

Dames en heren, het zal mij weinig moeite kosten deze middag te vullen met lof aan Riet. Want wie anders heeft het voor elkaar gekregen om zo een diversiteit aan Zuid-Afrikaanse personages in het Nederlands te laten leven en spreken. Zo anders is hier in Nederland immers de omgewing van de Zuid-Afrika van heidendogters, van Kaatjie Danster, van Oom Chai, van floubokken en stoetmeesters, van Helena Verbloem en Milla. Toch leven en spreken deze personages óók in het Nederlands waar zij voor lesers deel geworden zijn van de wereld waarmee zij Zuid-Afrika dikwijls vereenzelvigen, een wereld die, zoals een recensent een maal schreef, “ongewoon lijfelijk, zweterig en ongeremd” is.

Nou Riet, met de dwingende, prachtige en noodzakelijke Afrikaanse literatuur heb je een Nederlands publiek kennis laten maken; in een Nederlands dat óók lijfelijk, zweterig en ongeremd is als de tekst erom vraagt, of anders lyrisch en poëtisch, met zinnen ritmisch dansend in een cadans. Je hebt een hartstocht voor het proces van vertaling, een ongekend talent voor de transformatie van Afrikaanse fictie naar Nederlands.

Ten slot: bij mijn voorbereiding van deze laudatio heb ik mij wel afgevraagd of de penning niet speciaal voor deze gelegenheid de Krotoa-penning genoemd moet worden. Krotoa was immers één van de eerste fascinerende vertalers, tolken en overbruggingsfiguren tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse werelden. Toen Jan van Riebeeck in 1652 voet aan wal zette aan de Kaap, had hij zich onmiddellijk gerealiseerd hoe belangrijk vertalers en tolken zouden zijn voor de contacten tussen Nederlanders en de plaatslijke bevolking. Autshumao oftewel Harry de Strandloper was zijn eerste tolk. Spoedig werd hij vervangen door zijn zusterskind, het meisje Krotoa die bij hem en zijn vrouw op tien-jarige leeftijd in dienst kwam als oppas voor hun kinderen. De Van Riebeecks noemden haar Eva. Spoedig bleek dat deze jonge vrouw een uitstekende tolk was. Vreesloos en ongeremd heeft Krotoa/Eva de koloniale en talige grenzen overbrugd. Zij werd, zoals Van Riebeeck ergens in zijn dagboek rapporteerde, “soebatster” en “flickfloyster” waarbij haar eigen handelingsbevoegdheid in twee werelden zeer opvallend was.

Riet, jij weet over wie ik het heb, jij hebt je immers honderden pagina’s lang ook in deze zeventiende-eeuws tussengangersfiguur verdiept toen jij Dan Sleighs roman Eilande aan het vertalen was. In je vertaling van dit magistraal dik boek, Stemmen uit zee, heb je laten zien hoe creatief en belangrijk het werk is dat je doet op een scharnierpunt tussen twee continenten en talen. Daarvoor wordt je zéér terecht vereerd. Zelfs al zou ik ervoor willen pleiten je toekenning de Krotoa-penning te noemen, ligt er nou eenmaal in dat kistje de voor jou bestemde Van Riebeeck-penning. Die zal nu aan je worden uitgereikt door de voorzitter van de NZAV.

* Die lofrede sal ook in die Mei-nommer van die Maandblad Zuid-Afrika onder redaksie van Bart de Graaff verskyn. Sien die webwerf www.zuidafrikahuis.nl.

Lees ook Carina van der Walt se rubriek: Van Riebeeck-penning uitgereik vir vertaalwerk

In die pragtige marmerhal van die Koninklike Instituut vir die Trope in Amsterdam voor die begin van die NZAV-jaarvergadering op Saterdagmiddag 21 April 2012: Riet de Jong Goossens in gesprek met Corine de Maijer, bibliotekaris van die Zuid-Afrika Huis.

Ena Jansen lewer die lofrede vir die vertaalster Riet de Jong-Goossens voordat die Van Riebeeck-erepenning aan haar in Amsterdam uitgereik is op 21 April.

Riet de Jong-Goossens bedank die bestuur van die Nederlands-Zuid-Afrikaanse Vereniging.

 


Ena Jansen en Riet de Jong-Goossens saam met Wiete Hopperus Buma, voorsitter van die NZAV


Foto's: Corine de Maijer

 

Lees Carina van der Walt se indrukke van die geleentheid en haar onderhoud met Riet de Jong-Goossens.

  • 0

Reageer

Jou e-posadres sal nie gepubliseer word nie. Kommentaar is onderhewig aan moderering.


 

Top